Het jaar daarop stelde G. Wiersma voor met
drie collimatoren twee standaardhoeken te
meten, maar zoals hieronder te zien is, slaat
deze methode niet aan.11 In 1962 en 1964 pu
bliceerde G. Bakker namelijk een tweetal arti
kelen over de randtestmethode, waarvan voor
al het eerste interessant is.12 In dit eerste
artikel bespreekt Bakker drie methoden voor
het creëren van de referentiehoek: de richtme-
thode met twee collimatoren of richtmerken,
de reflectiemethode, waarbij door het plaatsen
van een spiegel of prisma op het objectief de
lichtgang afgebogen wordt, en de aanslagme
thode, waarbij de theodoliet op een zwenkarm
komt te staan die twee aanslagpunten
heeft. Die laatste methode werd in
1930 reeds succesvol toegepast
en was ten tijde van het schrijven
van Bakker juist bij Askania als
kant-en-klaar instrument on
der de naam Teilkreisprüfer
in de handel verschenen
(zie afbeelding 3).13
Deze methoden maakten
dus nog steeds gebruik
van twee richtingen en dus
van een enkele te bepalen
hoek.
Bakker eindigt zijn verhaal met de opmerking
dat de "resultaten van een onderzoek op de
Askania Teilkreisprüfer, die door het Labora
torium voor Geodesie is aangeschaft zo ver
rassend goed [waren], dat overwogen wordt een
laboratoriuminstrument naar dit model te
bouwen met een aantal verwisselbare armen,
waardoor het mogelijk zal zijn de meest voor
komende theodolieten volgens de aanslag
methode te onderzoeken".14 Daarbij plaatste
Bakker wel meteen de opmerking dat de kleine
afmetingen van het instrument, in combinatie
met geringe speling op de eerste as, reeds snel
tot meetfouten zou kunnen leiden met afkeuren
van de erop geplaatste theodoliet tot gevolg.
Duidelijk mag zijn dat men op zoek was naar
een goede oplossing voor het testen van rand-
verdelingen.
Dan is het in 1965 dat R. Roelofs een optimali
sering van de methode voorstelt.16 Volgens
Roelofs worden met de Heuvelink-methode
weliswaar vele componenten van de totale
randfouten opgelost, maar niet allemaal en
zeker niet de restfout die stochastisch van
karakter is. Roelofs geeft aan dat tot op heden
met één testhoek gewerkt wordt (het verschil
tussen de twee collimatoren), maar dat het be
ter is met verschillende hoeken te gaan werken.
Uit zijn berekening volgen de optimale test-
hoeken van 15°, 22°, 37°, 53°, 75° en 90°. Door
nu een slimme opstelling te maken met vier
collimatoren is het mogelijk al deze hoeken te
In zijn artikel van 1964 maakt Bakker weer
gebruik van de richtmethode met twee gewone
richtmerken in plaats van collimatoren. Ken
nelijk was het laboratoriuminstrument dat hij
voor ogen had nog niet gerealiseerd (en zou dat
ook nooit worden).15
Afbeelding 3: Askania Teilkreisprüfer
(Bakker, 1962)
11 Ibid.
12 Bakker, G., 'Het Maken en Onderzoeken van Randverdelingen', in: Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 78e jaargang, nr.3,
('s Gravenhage, 1962), pp. 126-135. Bakker, G., 'Een onderzoek naar de randverdeling van een Jena Theo 010', in: Tijdschrift voor
Kadaster en Landmeetkunde, 80e jaargang, nr.2, ('s Gravenhage, 1964), pp. 49-53
13 Bakker, G., 'Het Maken en Onderzoeken van Randverdelingen', in: Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 78e jaargang, nr.3,
('s Gravenhage, 1962), p. 134
14 Idem, p. 135
15 Bakker, G., 'Een onderzoek naar de randverdeling van een Jena Theo 010', in: Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde, 80e
jaargang, nr.2 ('s Gravenhage, 1964), p. 49. Jan Ebbinge heeft bevestigd dat het instrument er nooit gekomen is (correspondentie
d.d. 21 mei 2019 20:21).
16 Roelofs, R., 'Optimalisierung der Kreisteilungsuntersuchung', in: Zeitschrift für Vermessungswesen, Heft 12, Dezember 1965,90.
Jahrgang (Stuttgart, 1965), pp. 489-496
76
2019-2 De Hollandse Cirkel