staat te 's Gravenhage en stond onder leiding
van de Adjunct Hoofdingenieur van de Rijks
waterstaat, de heer J.G. Fortuin, met als advi
seur Prof.ir. W. Schermerhorn. En zo werd ik
op 1 mei 1932 landmeter op arbeidsovereen
komst van de Rijkswaterstaat.
Vier jaar lang was ik, met enkele korte onder
brekingen op het Bureau in Delft, in de veld
dienst werkzaam. Aanvankelijk bij metingen
ten behoeve van de Nauwkeurigheids Water
passingen ter verspreiding van het N.A.P., d.i.
het Normaal Amsterdams Peil, later bij diverse
opmetingen voor het Rijkswegenplan, het op
meten van wegen en fietspaden. Die vier jaren
heb ik door heel ons land gezworven en heb in
alle elf provincies gemeten. Dit was een heer
lijke tijd, vol afwisseling.
Vooral het eerste jaar was bijzonder geslaagd.
Ik was ingedeeld bij de Afdeling Nauwkeurig
heidswaterpassing en op 9 mei 1932 was de
start. De meetploeg voor deze waterpassing
bestond uit zes man en stond onder leiding van
ir. H.J. van Steenis. Hij was de 1e waarnemer,
ik 2e waarnemer, Piet Bleijenberg had tot taak
het waterpasinstrument op zijn schouders van
de ene standplaats naar de andere te transpor
teren. Zijn broer Arie en Klaas Molenaar wa
ren de baakhouders. En Koos Maat duwde een
tweewielige kar langs de te waterpassen route
en markeerde onderwijl op de kant van de weg
om de zestig meter de standplaatsen van het
instrument en baken met krijtstrepen of een
schep zand.
De meetploeg had altijd veel bekijks. Elke dag
verplaatste de ploeg zich zo'n 6 a 7 km. Aan
het eind van de dag fietsten we terug naar ons
nachtverblijf, hotel of kosthuis. Wat zijn we
tijdens die waterpassingen vaak verhuisd!
Henk van Steenis, die juist getrouwd was, had
een woonwagen aangeschaft, waarin ze met
hun tweetjes met de meetploeg meetrokken.
Dit werd een geweldig avontuur voor het jonge
paar.
De waterpassing startte in Zeeland, waar ik in
mijn eentje in de voorafgaande maanden maart
en april, langs de uitgestippelde routes op de
Zeeuwse eilanden waterpasboutjes had ge
plaatst. Dit karwei, het boutjesplaatsen, was
voor mij, de jonge landmeter, mijn eerste land
meetkundige opdracht. Met een kistje gevuld
met boutjes, een hamer plus klopboor en een
zakje portlandcement, vastgebonden op de
bagagedrager van mijn fiets, fietste ik langs de
mij opgegeven routes en metselde de boutjes in
de muren van goed gefundeerde gebouwen. Ik
vond het een prachtig karwei, een mooi begin
als voorbereiding op de hierna volgende water
passing. Het waterpassen langs de wegen in
een ploeg van zes man vond ik ook mooi werk.
De meetploeg vormde een hecht team en er
bestond een uitstekende samenwerking.
Na voltooiing van de waterpassing in Zeeland,
trokken we vervolgens door de provincies
Noord Brabant, Utrecht, Friesland, Groningen
en Drenthe. Eind 1933 kwam voor mij een
einde aan deze nauwkeurigheidswaterpassing.
Ik kreeg een nieuwe opdracht van mijn baas
Prof. Schermerhorn. Ik werd, met enkele korte
onderbrekingen op het Bureau in Delft, gedu
rende de twee volgende jaren, zoals ik boven
reeds vertelde, belast met opmetingen ten be
hoeve van het Rijkswegenplan.
Voorjaar 1936 kwam een einde aan mijn veld
dienst en werd ik op het Bureau te Delft te
werkgesteld. Ik werd rekenaar en al gauw
hoofd van de rekenkamer, die tot taak had het
berekenen van de coördinaten van vaste pun
ten, nodig voor het vervaardigen van kaarten.
Het landmetersvak fotogrammetrie werd
steeds belangrijker voor onze Dienst en voor
dit vak was veel rekenwerk met ingewikkelde
rekenprogramma's nodig. Voor niet ingewijden
rijst de vraag: wat is fotogrammetrie en wat
doen de beoefenaars van dit vak, de fotogram-
meters? Wel, fotogrammeters vervaardigen
landkaarten door middel van luchtfoto's uit het
stereoscopische model dat wordt gevormd door
twee opeenvolgende foto's die verticaal vanuit
de bodem van een vliegtuig worden genomen
en in de daarvoor bestemde fotogrammetrische
instrumenten worden geïnterpreteerd. Thans is
deze techniek vervangen door het digitaal
kaarteren met behulp van computers.
Zoals ik boven reeds vertelde, werkte ik sinds
voorjaar 1936 op het Bureau te Delft. En nu ik
een vaste standplaats had, kon ik gaan trou
wen. Op 27 oktober 1936 trouwde ik met
Catharina Alberdina Dassen. We kregen drie
zoons.
112
2019-3 De Hollandse Cirkel