Na ons huwelijk gingen we wonen in mijn
standplaats Delft. Op kantoor kreeg ik het
steeds drukker en regelmatig moest worden
overgewerkt. We deden dit overwerk met ple
zier, omdat het werk ons boeide. Maar toen in
1939 Nederland mobiliseerde en wij van het
Ministerie van Defensie geheime opdrachten
ontvingen, zoals het in kaart brengen van de
Grebbelinie, werd het minder leuk. We kregen
een soldaat op wacht bij de deur van onze
werkkamer. Ik kreeg thuis een telefoonaanslui
ting, omdat ik dag en nacht bereikbaar moest
zijn. Mijn eerste telefoonaansluiting was dus
van Defensie.
Ruim zes weken na de geboorte van onze oud
ste zoon, op 10 mei 1940, trok het Duitse leger
ons land binnen. De oorlog was begonnen. En
voor mij was er geen werk meer in Delft. Ge
lukkig wel in Heemse, gemeente Hardenberg.
Daar moest voor het ruilverkavelingsobject
'De Molengoot' gemeten worden. In juni 1940
verhuisden we naar Heemse, waar we tot het
einde van de oorlog zijn blijven wonen.
Geassisteerd door een viertal meetploegen
werd onder mijn leiding de Molengoot opge
meten. In 1942 kwamen we daarmee klaar.
Daar het in deze oorlogsjaren steeds moeilijker
werd bij de Rijkswaterstaat als landmeter aan
het werk te blijven, nam ik eind 1942 ontslag.
Dit ontslag betekende het einde van een fijne
samenwerking met Professor Schermerhorn.
Hij was een geweldige man, van wie ik veel
heb geleerd en aan wie ik heel veel heb te dan
ken. Wij allen op het Bureau in Delft hadden
groot respect voor hem. Na de oorlog heb ik
nog een paar maal prettig contact met hem ge
had, zoals begin zestiger jaren ter gelegenheid
van onze gezamenlijke werkbijeenkomsten
voor de Staatscommissie van het Kadaster.
Daags na mijn ontslag bij de Rijkswaterstaat
werd ik op aanbeveling van de Ingenieur
Verificateur van het Kadaster, landmeter
Gorter te Arnhem (dezelfde die ik in 1928 in
Exloo ontmoette), tewerkgesteld bij het Bureau
van de Landmeetkundige Dienst van het Ka
daster te Zwolle. We bleven in Heemse wonen.
Tot het einde van de oorlog reisde ik per trein
(die een paar malen door Engelse vliegers werd
beschoten) op en neer van Hardenberg naar
Zwolle.
Een jaar na het einde van de oorlog werd ik tot
landmeter van het kadaster in vaste dienst be
noemd te Nijmegen en in 1948 verhuisden we
met z'n allen naar Nijmegen, de mooie stad aan
de Waal. Ons gezin was toen compleet.
Ik heb in Nijmegen mijn ingenieursstudie vol
tooid. Op grond van een door mij geschreven
scriptie werd op 22 juni 1950 door de Afdeling
Weg- en Waterbouwkunde van de Technische
Hogeschool te Delft aan mij het diploma geo
detisch ingenieur uitgereikt. En sindsdien ben
ik dus Delfts ingenieur. Deze mogelijkheid tot
het verkrijgen van het ingenieursdiploma voor
de in Wageningen afgestudeerde landmeters
ontstond in 1947 ingevolge een Ministerieel
besluit.
Ik genoot van mijn werk als landmeter. Boven
dien werd ik betrokken bij het verenigings
leven. Op een gegeven moment was ik plv.
hoofd Bescherming Bevolking van onze woon
wijk, voorzitter van het bestuur van de Lagere
School van onze kinderen, penningmeester
van het mede door mij in 1955 gestichte Nij
meegs Lyceum en van 1953 tot 1958 secretaris
van de Nederlandse Landmeetkundige Federa
tie, de landelijke vereniging van landmeters.
Vooral deze laatste functie, het secretariaat
van de N.L.F., vroeg veel tijd. Elk jaar organi
seerde ik, samen met de voorzitter en penning
meester, een studiedag en een tweedaagse
reünie. Aan deze jaarlijkse reünie namen ook
de dames van de leden deel.
Aan de in 1957 in Zuid-Limburg gehouden
reünie, met als onderwerp mijnmeetkunde
moet ik nog vaak terugdenken. Het dagelijks
bestuur van de N.L.F. bracht op uitnodiging
van de directie van de Staatsmijnen een onder
gronds bezoek aan de toen nog in bedrijf
zijnde Staatsmijn Emma. We hebben gezien
hoe mijnwerkers kolen delven. Een belevenis
die ik nooit zal vergeten!
Aan deze mooie Nijmeegse periode kwam een
einde toen ik per 1 januari 1957 werd benoemd
tot Hoofd van het Bureau van de Landmeet
kundige Dienst van het Kadaster te Groningen.
Een jaar later - ja, ruim een jaar lang reisde ik
in de weekeinden van mijn kosthuis in Gronin
gen naar ons huis in Nijmegen - verhuisden we
opnieuw en gingen we in Groningen, later in
Haren, wonen.
113
2019-3 De Hollandse Cirkel