In Groningen kreeg ik tot taak de bedrijfsvoe ring van een landmeetkundig bureau, bestaan de uit 35 personen, dat al spoedig, door samen voeging van een paar opgeheven bureaus van elders uit de provincie met mijn Bureau, uit groeide tot rond de 80 personen. Ik was nu meer manager dan praktiserend landmeter. Het aantal meetdagen in de velddienst liep geleide lijk terug, maar ik bleef vrijwel tot de laatste dag dat ik in functie was land opmeten. Evenals in Nijmegen kreeg ik in Groningen naast mijn baan er andere activiteiten bij. In 1962 werd ik lid van een technische sub werkgroep van de Staatscommissie inzake het Kadaster. Mijn bijdrage aan deze subwerk groep bestond uit een studie over het onder werp 'Samenwerking van de Landmeetkundige Dienst van het Kadaster met andere Landmeet kundige Diensten'. Van 1964 tot 1969 heb ik als invaller van een zieke docent gedurende één halve dag per week aan de Hogere Technische School te Groningen lesgegeven in mijn vak Landmeten en Waterpassen. In het jaar 1971 werd ik, op uitnodiging van de Hoofddirecteur van het Kadaster, voorzitter van de Werkgroep Meetconsorten. De op dracht van deze werkgroep was een onderzoek te verrichten betreffende de opschoning van de meetconsorten uit de kadastrale administratie, welke opschoning een voorbereidende maat regel was voor de toen aanstaande automatise ring van de kadastrale en hypothecaire admi nistratie. En in 1974, één jaar voor mijn pensionering, werd ik als Hoofd van Dienst ingeschakeld bij de voorbereidende werkzaamheden ten be hoeve van de in dat jaar begonnen reorganisa tie van de Kadastrale Dienst. Door al deze nevenactiviteiten naast mijn eigenlijke taak op het Bureau, kreeg ik nauwelijks gelegenheid mijn plan tot geleidelijke afbouw van mijn werkkring te realiseren. Maar wel kwam het einde van mijn ambtelijke loopbaan in zicht. Een duidelijke aanwijzing van het naderende einde was mijn 40-jarig ambtsjubileum op 15 februari 1972. Op 15 februari 1932 was ik bij Professor Schermerhorn in Delft mijn loopbaan begon nen. Terecht werd na veertig jaren ambtelijke dienst bij dit niet alledaags gebeuren even stil gestaan. In een in het Paviljoen van het Stads park te Groningen georganiseerde bijeenkomst werden Alberdina en ik in de bloemetjes gezet. Het was een mooi feest, waar we vaak en met veel genoegen aan terugdenken. Nog een belangrijk gebeuren vond plaats op 30 april 1975. Ik werd, tezamen met mijn vrouw, uitgenodigd naar Den Haag te komen, waar mij door de Minister van ons Ministerie VORO de versierselen behorende bij een Ko ninklijke Onderscheiding werden opgespeld. Wegens bewezen goede diensten aan de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers werd ik benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Voorwaar een mooie afsluiting van mijn landmetersloopbaan! 114 Glas-in-loodraampje, net zoals FIG-tegeltje van 1982 naar de titel-illustratie van 'De Beknopte Landmeet-konst' van Mattheus van Nispen uit 1662 (foto Bedrijfsmuseum Kadaster) 2019-3 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2019 | | pagina 24