Ik gooide mijn plankje met foto over de sloot, nam een aanloop en toen ik af wilde zetten, zakte ik tot mijn middel in de bagger. Wat een toestand! Een draglinemachinist heeft me eruit geholpen. Ik ben direct naar mijn pension ge reden. Toen ze me rijdend door het steegje naast het huis zagen aankomen, schreeuwden ze het uit: "Wat is er gebeurd?" Ze hebben mijn kleren drie keer uitgewassen, maar de stank bleef. Veel later bleek ik er een hernia aan overgehouden te hebben. Van Oldemarkt ging ik door naar Kalenberg. Wat een oord, het laatste stuk was alleen te bereiken met de flets of lopend. Ook daar vond ik een pensionadres; de dochter des huizes van een jaar of 20 had nog nooit in een bus of trein gezeten! De eerste dag kreeg ik al snel in de gaten dat dit een terrein was voor een boot. Het waren allemaal losse stukken land, die leken te drij ven op het water. Volgens de voorschriften moest ik vaststellen waar er windmolens ston den en van welke soort die waren. Uit de lucht foto kon ik dat niet afleiden, dus moest ik er naar toe gaan. Zo zat ik de hele dag in een roeiboot. Voorwaar geen slecht leven in het beroemde gebied van de Weerribben. Nadien was Drenthe aan de beurt, op de stand plaats Ruinerwold. Het omliggende gebied be staat daar uit lange, smalle stroken met heggen en begroeiing ertussen. Je kunt er niet veel zien als je daar tussen loopt. Mijn afdelings hoofd, de heer Ooms, had mij gevraagd om als proef speciale aandacht te geven aan de over gang van greppels naar sloten. Dat bleek een heel werk te zijn en na een paar uur was ik door het vele lopen goed uitgeteld. Je werd er dol van: waar sta ik nu, is het nog wel een greppel of al een sloot? Bij de vorige ben ik het vergeten, want ik zat net vast in het prikkel draad. Na een week heb ik de heer Ooms laten zien wat ik gedaan had. Ik heb hem verteld dat ik er nog niet zeker van was of het wel klopte. Toen hoefde het helemaal niet meer, want het kostte te veel tijd. Ik ga het klooster in Na het hoge noorden ging ik naar Limburg voor een nieuw avontuur. Ik had als standplaats Cadier en Keer gekregen. Op de kaart leek het al niet veel en een hotel zou er ook wel niet zijn. Nu, dat klopte. Na hier en daar vragen kwam ik bij een klooster. Ik belde aan en werd binnengelaten door een non in burgerkleding. Pater Frans werd erbij geroepen. Ik vertelde wat de bedoeling was, liet mijn identiteits papieren zien en hij nam mij mee naar een mooie kamer. Hij vertelde ook dat de bewoners alles samen deden. Na het eten moest iedereen helpen bij het afwassen, afdrogen en opbergen. Ik dacht bij mezelf: "Ik zie wel hoe het er hier aan toegaat." Ik was allang blij dat ik een onderdak gevonden had. Het klooster bleek een centrum te zijn voor mensen die als vrij willigers uitgezonden werden naar de Derde Wereld. Het was er elke avond gezellig met allerlei verschillende mensen om je heen, samen eten en daarna de afwas! Overdag was het werken geblazen, daarvoor was ik immers hier gekomen. Voordat ik de eerste lijn op de luchtfoto had staan, was ik al goed moe. Voor je gevoel moest je altijd de heuvel op om te beginnen. Wat je in kaart moest brengen, viel uiteindelijk wel mee. Dat heb ik trouwens altijd goed en met veel plezier mogen doen. Je zet je flets ergens neer en loopt het veld in. Eerst een steile kant beklimmen en dan doorlopen en aantekeningen maken. Je ziet wat verder weg nog iets en je blijft doorlopen. Dan schrik je plotseling, want je weet niet meer waar je flets staat met de tassen vol waardevolle spullen. Dus weer snel terug naar de flets. Het is wel jammer, want eigenlijk had ik daar in het veld nog wel meer willen bekijken."Dat doen we dan later wel vanaf de andere kant, als dat mogelijk is," dacht ik dan. Soms merkte je later pas bij het uitwerken, dat je iets ver geten was en je gedwongen was de volgende dag nog eens naar hetzelfde punt te gaan. Zo liep ik in het mooie Limburgse heuvelland wat af om alles goed in kaart te brengen. Aan het eind van de dag moest ik dan, ver moeid en wel, ook nog terug naar huis, het klooster. Een hele fletstocht omhoog en om laag en vaak ook lopend naast de flets. Als ik alles op mijn kamer zat uit te werken, kwamen die vrijwilligers soms kijken hoe ik de foto's bijwerkte en hoe het al op een kaart ging lijken. Ze hadden er bewondering voor en dat was leuk om te horen. 151 2020-4 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2020 | | pagina 11