De constructiewijze van posities in het
sloepsblad, met gradenboog en passer, werd
voor het constructieblad aan boord niet
nauwkeurig genoeg geacht. Het middelpunt
van de cirkel werd op een andere manier
gevonden."
Daarna zet Kreffer met tekeningen uiteen
hoe met de cotangententafel, de proportie-
lineaal (de "tang") en een passer de lodings
positie nauwkeuriger tot stand komt (ook
door H.J. Lekkerkerk genoemd).
Het gebruik van de plaatspasser wordt door
Kreffer nadrukkelijk niet genoemd. En wat
ik mij daarvan herinner, is dat men het des
tijds bij de Dienst der hydrografie onvol
doende vond om Snellius-posities met de
plaatspasser te construeren (dit dus in tegen
stelling tot de Britse collega's).
Bovenbedoelde constructiemethoden zijn
ook in detail beschreven in het (in het
artikel van H.J. Lekkerkerk veelvuldig
aangehaalde) boekwerk "Hydrografisch
Opnemen, 1952". De beschrijving van
Kreffer is daarop ook gebaseerd, maar
maakt tevens duidelijk hoe er in de praktijk
echt werd gewerkt.
Overigens behandelt het (eveneens aange
haalde) artikel "Sloeploden in de Oost" van
dhr Wigo van Gent in DHC 2013-4 eigenlijk
dezelfde materie. Van Gent stelt hierin, dat
het gebruik van de plaatspasser in die tijd
zelfs verboden was, bij de Hydrografische
Dienst.
Een oud-collega met wie ik dezer dagen
hierover sprak heeft in 1969 zelf nog zulke
terrestrische opnemingen gedaan op de
Waddenzee. Hij stuurde mij twee foto's van
de werkzaamheden in de Zoutkamperlaag
(toen de Lauwerszee net op 23 mei was af
gesloten). De ene foto toont de twee hydro-
grafen die de twee hoeken meten; de andere
geeft het beeld onder de kap van de sloep
(van Harer Majesteits 'Snellius'). Een seiner
doet dienst als opschrijver, het lodingboekje
en de Snelliusknop bij de hand. Hij let op
het horloge dat aan het echolood hangt en
links ligt de kaart waarop ieder moment de
'Snellius'(positie) wordt geconstrueerd; de
gradenboog en de passer liggen klaar.
J.G. Ferwerda
175
(OJll II
2020-4 De Hollandse Cirkel