leraar geroepen. Hij vroeg mij om lithograaf te
worden. Ik had nog nooit van het woord ge
hoord, laat staan wat die lithograaf voor werk
deed. De heer Frumau vertelde dat de afdeling
lithografen direct aan de drukkerij verbonden
was en daar veel correctiewerk uitvoerde. Op
zijn aanraden heb ik mijn spullen ingepakt en
de volgende dag zat ik op een echte tekenstoel,
want als leerling zat je maar op een bankje!
Overigens zorgde dat bankje soms voor veel
plezier: je kon het wat hoger of lager zetten en
met een lucifer zelfs op scherp. En dan maar
afwachten als je collega ging zitten!
Ik kwam te zitten tussen twee oudere mede
werkers, die op mij moesten letten en mij de
kneepjes van het vak moesten bijbrengen Ik
heb veel van ze geleerd en ik werd ook regel
matig door hen tot de orde geroepen.
Op deze afdeling begon je vanzelfsprekend
met eenvoudige klussen: een lijntje ophalen of
een letter van een plaatsnaam op een drukplaat
zetten. Ook moest ik oefenen in het graveren
op de lithografische steen. Daarvoor waren
verschillende naalden, een soort potloden met
een stalen kern, de je zelf moest leren slijpen,
driehoekig of bijna rond. Dat viel niet mee, je
zat al vlug te diep in de steen. Je moest ook
regelmatig naar de afdeling Copie om correc
ties op drukplaten aan te aanbrengen, of naar
de Drukkerij om onvolkomenheden op de
drukplaat weg te werken. Een vervelend werk
je, want een drukplaat ligt rond op de cilinder
van de pers.
De buitendienst lokt
In 1956 deed zich de mogelijkheid voor om te
solliciteren naar een functie als topograaf. Ik
had in die jaren wel gezien dat topografen
echte heren waren, die met grote tassen, lucht
foto's en wat al niet meer op weg gingen en een
half jaar elders in het land vertoefden.
Een collega van me werd gevraagd of hij zijn
verloofde wilde vragen wat ze ervan vond als
hij als topograaf veel van huis zou zijn. In de
tussentijd heb ik mijn zaalchef gezegd dat ik
ook graag wilde. Hij wilde eerst wachten op
wat mijn collega ervan vond, daarna zou hij
het de directeur voorleggen.
Eén en ander heeft nog wel wat problemen ge
geven. Eén van de topografen vond mij een
clown en die moest je nu net niet de buiten-
dienst insturen. Mijn chef heeft er veel moeite
voor gedaan, met voor mij een gunstig gevolg.
Hij kwam terug met het bericht: "Ga je spullen
maar pakken en vervolgens naar de boek
houder voor een financieel voorschot. En
maandag moet je je melden bij de heer Berg in
Zevenbergschen Hoek". Toen ik thuis mijn
vader vertelde dat ik de buitendienst in mocht,
wist hij niet wat hij hoorde. "Wat moet je met
zoveel geld?", vroeg hij. Dat was bestemd voor
een koffer en laarzen en een goed jack. Verder
moest ik de reis- en verblijfkosten zelf voor
schieten en o wee als je een fout in je declara
tie maakte.
Maandag brak aan en ik vertrok met de eerste
trein na half acht. Ik had vooraf nog even con
tact gehad met de heer Berg en ik ontmoette
hem in Lage Zwaluwe, waar hij voor enkele
weken logies had geregeld in een hotel. We
kleedden ons om en maakten ons klaar om op
pad te gaan.
Zo ging ik dus die eerste dag met de leraar-
topograaf mee naar buiten. In de fietstas had ik
een plankje van 50 x 50 cm met daarop een in
Delft voorbereide luchtfoto, vastgemaakt met
elastieken. Die voorbereiding bestond voor
namelijk uit ingetekende bebouwing, uitge
lezen met behulp van een stereoscoop. Omdat
ik direct na mijn overplaatsing naar buiten
moest, was deze voorbereiding al eerder door
een andere topograaf gedaan. Op mijn plankje
had ik ook het overeenkomende fragment van
de vorige uitgave van de kaart 1:25.000 be
vestigd om de aardrijkskundige namen te
controleren.
We begonnen in een poldergebied, eenvoudig
terrein, waar je niet veel details tegenkomt. De
heer Berg leerde mij te kijken, te kijken en nog
eens te kijken. Zoek eerst de plaats waar je
staat op de foto terug! Daarna begint het op
tekenen of eigenlijk het ingraveren van de
terreingegevens die je ziet. Dat gebeurt met
een stifthouder met daarin een scherpe naald,
een soort grammofoonnaald. Met die naald
graveerde je de lijnen van sloten waar je vóór
stond en daarbij werd aangegeven in welke
categorie deze viel, of er water in stond en hoe
breed de sloot was (tot 3 m., 3 tot 6 m., of
breder dan 6 m.). Deze gegevens worden met
speciale tekentjes aangegeven en in de foto
145
2020-4 De Hollandse Cirkel