taliteit. Als je achter in het veld moet zijn en je
ziet niemand, dan kun je niet eerst vragen of
het is toegestaan. Een enkele keer pakte dat
verkeerd uit, maar na een vriendelijke veront
schuldiging en het laten zien van z'n eigen stuk
land op de luchtfoto, was de boer gerustgesteld
en ging je bijna als vrienden uit elkaar. Soms
werd je zelfs uitgenodigd voor een kop koffie.
De maandag daarop kwam er een nieuwe leer
ling bij en zo waren we met een heel stel leer
lingen samen met onze leraar in hetzelfde ge
bied en in hetzelfde hotel. Dat was aan tafel en
in de avonduren heel gezellig. De heer Berg
lustte graag een borreltje en er waren altijd wel
rondreizende vertegenwoordigers die een
kaartje wilden leggen.
Na een aantal weken was mijn eerste blad
(44CN) voor de helft gereed en verhuisde ik
naar Zevenbergen, waar we samen in een
particulier kosthuis terechtkwamen. Voor het
eerst liet de heer Berg mij alleen m'n gang
gaan in het veld en dat beviel me goed. Na een
paar dagen ging hij dan met mijn opgetekende
foto het veld in en gaf met vetpotlood de fouten
aan. We gingen alle tekortkomingen samen
goed na, zodat ik er veel van leerde.
Het bleef kijken en nog eens kijken. Het terrein
werd steeds meer gedetailleerd: wegen met
bomen aan de linker- en rechterkant of alleen
aan één kant; een nieuwbouwwijkje, daarna
een deel van het stadje; het gemeentehuis en
het postkantoor. Zo bouwde je na weken een
hele kaart op. Dat gaf een goed gevoel. Ik
maakte ook steeds minder fouten, maar het
geoefende oog van de meester vond altijd wel
wat. Mijn collega-leerling Jan Brouwers zat in
Etten-Leur en daar moest ik vervolgens naar
toe. We verbleven er in een hotel in een kamer
met als tussenmuur slechts een stuk hardboard,
zodat we het kind van de eigenaar daarachter
konden horen. Het kind was nogal onrustig en
we sliepen slecht!
Ook kreeg ik voor het eerst bezoek van de di
recteur, de heer Bramlage. Ik had als jongeman
de zenuwen, dat kan ik me nog heel goed her
inneren. De heer Berg stelde me zoveel moge
lijk gerust en verzekerde me dat het wel goed
kwam. Ik had een stuk bos in kaart gebracht en
dat ging de directeur bekijken. Op een krui
sing van wegen stond hij rondom zich heen te
kijken en vertelde mij dat ik goed de versprin
ging van de brandgangen in de gaten moest
houden. Verder vond hij dat het getekende er
goed uit zag. Wat een opluchting! Hij stapte
weer in zijn dienstauto - met chauffeur - en ik
heb hem verder buiten nooit meer gezien.
Alleen op pad in Friesland
Het werk in Brabant was klaargekomen en we
gingen terug naar Delft. Ik kreeg de opdracht
om voor het eerst alleen op reis te gaan, naar
blad 11 Heerenveen met als standplaatsen
Akkrum en Terhorne. Mijn fiets stuurde ik per
trein vooruit en op maandag zat ik zelf in de
trein naar het verre noorden. Ik stapte uit in
Akkrum en daar sta je dan met een loodzware
koffer en twee fietstassen. Mijn fiets was ge
lukkig aangekomen. Met de tassen aan de fiets
gehangen en de koffer achterop ging ik eerst
rondfietsen om onderdak te vinden. Nu ben ik
erg gesteld op persoonlijke contacten en
bovendien was het enige hotel nogal aan de
dure kant. Daarom vroeg ik op straat naar
mogelijkheden voor een particulier onderdak
en ja hoor, naast het postkantoor woonde een
oude dame die nog wel een commensaal in
huis wilde nemen. Er zat al een jongeman van
de Nederlandse Spoorwegen, maar ik kon er
nog wel bij. We maakten kennis, ik kleedde me
om en ging het veld in.
Het eerste wat me opviel was het vele groen,
rondom was alles weiland. Bij de voorberei
ding had ik op de luchtfoto's veel water gezien,
en daarom reed ik eerst naar een lange strek
dam in het grote meer. Daar begon ik met de
147
De hospita kijkt toe bij het uitwerken, Ede 1971
2020-4 De Hollandse Cirkel