Alleen als men dicht langs de muren liep, kon
men door de hooge ligging der ramen kans
hebben niet gezien te worden. Bleef dus over
den sluwen Rentsch, den geraffineerdste van
het Duitsche personeel, om den tuin te leiden.
Dit ging prachtig.
Toen de dag van het wegvoeren bepaald was,
sprak het Hoofd van den Reproductiedienst
met mij af, dat hij op een zeker moment
Rentsch zou opbellen om hem naar iets te
vragen. Kreeg hij ten antwoord, dat hij zou
komen dan wisten wij tevens, dat hij in het
gebouw was. In het andere geval moest ik het
erop wagen in de hoop, dat hij in het andere
gebouw bleef. Een telefoontje daarheen be
vestigde mij, dat Rentsch inderdaad daar op de
afdeling fotografie was. Eerst bracht ik de
loodzware portefeuille uit de kluis dichter bij
den uitgang. Het was in den loop van den
middag en in het gebouw op dat uur vrij rustig,
althans weinig geloop op de gangen. De mof
fen waren op hun kamers. Snel trok ik mijn jas
aan en zei tegen mijn plaatsvervanger, dat ik
voor de dienst het gebouw uit moest. Het moet
voor den bode "buitendienst" een vreemd ge
zicht zijn geweest toen ik daar met dien zwaren
last door de hal stapte. Ik knikte hem maar
eens vriendelijk toe en wandelde rustig de
buitendeur uit. Even bonsde mijn hart in mijn
keel, want buiten gekomen zag ik juist een
weermachtsauto den hoek om schieten. Zou
het nu toch mislukken? Teruggaan zou te op
vallend wezen, dus doorloopen. De auto reed
echter door en weer was alles veilig. Ik sloeg
direct linksaf, daar ik dan onderlangs de ka
mers van onze eigen administratie ging. Toen
snel overgestoken. De veilige hoek, waar ik
buiten het bereik van verkeerde oogen zou zijn,
lag 100 M. voor mij. Gewoon doorloopen maar
met een gevoel of honderd paar oogen in mijn
rug prikten. De hoek om en nu moest ik mijn
last even neerzetten, want mijn arm was lam.
Mijn kamer lag, wanneer ik normaal liep, 15
minuten gaans van het bureau, doch nu leek de
tocht mij eindeloos toe. Hoeveel malen heb ik
mijn portefeuille niet in een raamkozijn gezet
of op een paaltje om te wachten, tot de kramp
in mijn armen over was. Natuurlijk had ik eerst
een klein gedeelte kunnen meenemen maar dat
verdubbelde het risico. Hoe meer in eens, hoe
beter. Eindelijk bereikte ik mijn kamer. Mijn
hospita verwonderde zich over mijn plotselinge
thuiskomst. Wat heb ik in dien tijd leeren lie
gen! Het eerste transport was dus overgebracht
naar een tusschenstation. Eenige weken later
volgde een tweede met hetzelfde gunstige re
sultaat. De verdere afwikkeling liep gesmeerd.
Mijn kamergenoot Gerard, die bij den dienst in
opleiding was voor topograaf, hetgeen een
camouflage was voor zijn onderduiken, moest
noodzakelijk gaan oefenen in het terreinwerk.
Er was dus niets vreemds in, wanneer ik met
hem eenige dagen in de week het terrein in
ging om hem te helpen met het buitenwerk,
doch wat in feite hierop neerkwam, dat we
naar onze kamer gingen en deze in eenige
oogenblikken in een werkplaats veranderden.
De in veiligheid gebrachte astralons werden
dan ontdaan van het Duitsche randschrift door
dit er af te snijden of indien het erop geplakt
was, het er met een fijn mesje af te wippen,
zodat we tenslotte binnen het kader een Neder-
landsche kaart overhielden. Voorts werden ze
geregistreerd en in mappen geborgen. Alle
strookjes en knipsels werden zorgvuldig bijeen
gezocht en daar dit materiaal niet brandbaar
was, werd er een pakje van gemaakt, dat op
een donkere avond in de plons verdween. Weer
ging de portefeuille de deur uit, doch nu naar
de definitieve opbergplaats. Een telefoontje aan
den Cultuur-Technischen Dienst berichtte mij,
dat ik op het vastgestelde uur kon komen voor
een "onderhoud". Daar brachten vertrouwde
handen ons troetelkind in den kelder in af
wachting van een betere bestemming. Deze
was spoedig gevonden in de voetstukken van
de metalen kaartenkasten op de teeken-
afdeeling. Daar was een prachtige ruimte en de
portefeuille werd er met het gebruikelijke cere
monieel ter ruste gelegd om in veiliger dagen
ons van nut te kunnen zijn. Zoo had ons
"oefenwerk" een zeer gunstig resultaat. Ik weet
zeker, dat het den weinigen ingewijden een pak
van het hart moet zijn geweest, toen ik ten
slotte kon melden, dat alles veilig geborgen
was. O, schmeichelende moffen, jullie hadden
moeten weten, toen jullie op Dollen Dinsdag
onze terreinopnamen wegvoerden, dat ergens
in een gebouw in Utrechts deze uitgewerkte
gegevens lagen te schudden van het lachen. Ja,
ook astralon kan gevoelig zijn voor humor.
10
Direct bracht ik van dit gebeuren verslag uit
aan het ondergrondsche hoofdkwartier, alwaar
men het geval zeer interessant vond. Zelfs
vond men het van belang een en ander aan den
overkant te berichten. Men bracht mij in con-
cact met één van de medewerkers van de groep
uit Den Haag, met wien ik een telegram mocht
opstellen en waarin wij beknopt meedeelden,
wat hier in ons land weer in het nadeel van de
moffen was gebeurd.
En nu was het voor het eerst, dat ik met
Herman Snel in aanraking kwam. Na het weg
moffelen van de astralons stelde ik voor om,
indien mogelijk en gewenscht, afdrukken van
deze drukvormen naar den overkant te doen
transporteeren, zoodat men daar dan over de
nieuwste gegevens zou kunnen beschikken.
Vast stond, dat men daar door het maken van
luchtfoto's van gedeelten van ons land onze
oude kaarten alreeds had bijgewerkt, doch het
waren altijd nog maar zeer speciale gedeelten.
In het bezit van volledige bijgewerkte kaarten,
zou men dit werk zeer kunnen bespoedigen.
Het smokkelen van een groote partij bladen
welke het geheele land omvatten zou te veel
risico meebrengen en zeer onpractisch zijn.
Dus stelde men voor er micro-foto's van te
maken. Voor deze aangelegenheid zou Herman
mij een bezoek brengen. Dag, uur en plaats
werden afgesproken. Laat ik ten overvloede
nog even mogen vermelden, alleen maar om
het feit aan de vergetelheid te ontrukken, dat ik
met mijn vriend Gerard aleer naar een andere
kamer was verhuisd, daar de reeds eerder ge
noemde historische vuistslag op de even histo
rische keukentafel was gevallen, gevolgd door
een kort gebrul van onzen vertoornden hospes,
die krachtig luidde "eruit!". Dit had plaats om
streeks 1 Juli 1944. Ons nieuwe adres in de
omgeving van het Wilhelminapark bleek in
vele opzichten een verbetering. Ten eerste lag
het vlak bij het huis van "den Baas", zoodat ik
daardoor een sneller en gemakkelijker contact
met hem had, en voorts omdat mijn onder
gedoken radio op ons nieuwe adres onder
levendige instemming van onze nieuwe hospita
ons van goede oorlogsberichten kon voorzien.
Daarbij stond het toestel zeer strategisch opge
steld in één van de kisten, waarmee we een
divan in onze zitkamer hadden geïmprovi-
seerd. Zoo zat dus op dien bewusten avond
Herman tegenover mij. Zijn manier van
spreken was kort en zakelijk. In zijn oogen zag
men steeds een ondeugende flikkering als van
een jachthond, die buit op het spoor was.
Direct won hij mijn sympathie. Sprekende over
de laatste gebeurtenissen in verband met de
astralons, waren we spoedig in een interessant
gesprek gewikkeld, waarbij hij voor mij een
nieuwe wereld opende, n.l. die van de micro
foto. Zijn plan was nu, om na instemming van
den overkant, van de nieuwste Duitsche kaar
ten van ons land micro-foto's te maken. Deze
foto's zijn van zeer klein formaat en ragscherp,
zoodat ze altijd voor vergrooting bruikbaar
zouden zijn. Voorts hebben ze het groote voor
deel, dat ze zeer onopgemerkt kunnen worden
verstopt en vervoerd in de meest denkbare of
ondenkbare, liever de laatste, situaties, zoals
vulpenhouders, scheerkwasten, valsche ge
bitten, enz. Men had zelfs nog een chemisch
apparaat, waardoor de micro-foto's na behan
deling in elkaar schrompelden. Ons geheele
plan de campagne werd tot in alle details be
sproken, en wij wachtten verder op de uitvoe
ring. Helaas, door omstandigheden is hieraan
geen gevolg gegeven.
Herman zag ik echter weinig in Utrecht, daar
het terrein van zijn activiteiten in Den Haag
lag. In het voorjaar van 1944 werd hij aange
zocht om in Utrecht zelfstandig te gaan wer
ken. Daar werd hij trouw terzijde gestaan door
zijn verloofde Wilma, met wie ik eerst later
onder toevallige omstandigheden kennis zou
maken. Wilma was o.a. een ijverig koerierster,
die volkomen onopgemerkt en schijnbaar on
schuldig haar weg ging, totdat.maar dit komt
straks. Zij vervoerde zonder blikken of blozen
de zender in haar boodschappentasch onder
dekking van wat groente. Ook van munitie was
zij niet bang.
Maar we moesten weer terug naar het terrein
van onze werkzaamheden. Dus op maar weer
naar Utrecht. Daar voltrok zich alles in een
record-tempo. De gebeurtenissen volgden el
kaar op als in een versnelde film. De oorlog
ging tevens zijn hoogtepunt tegemoet. De sfeer
op het bureau werd geladen en steeg naar het
11
2021-1 De Hollandse Cirkel
2021-1 De Hollandse Cirkel