De lengte van de secondeslinger: de versnelling van de zwaartekracht van vóór ingenieur Vening Meinesz prof.dr.ir. Leen Aardoom Met professor dr.ir. F.A. Vening Meinesz in de hoofdrol speelde Nederland in de twintigste eeuw succesvol op het internationale gravimetrisch-geodetische toneel. Bij een herinnering aan diens geboorte - honderd jaar geleden - greep prof.ir. G.J. Bruins in 1987 de gelegenheid aan om de wetenschappelijke verdiensten van zijn leermeester en Delftse voorganger te memoreren.1 Hij plaatste die verdiensten in internationaal-historisch verband, waarbij bleek dat Nederland in gravimetrisch-geodetisch opzicht tot het einde van de negentiende eeuw terughoudend was geweest. Eerst toen werd de voor daadwerke lijke deelname vereiste apparatuur besteld, om pas na de eeuwwisseling bijbehorend gekwalificeerd personeel te vinden: ir. E.A.J.H. Modderman in 1906 en, na diens overlijden in 1908, ir. Vening Meinesz in 1910. Terug houdendheid gedurende de voorafgaande periode betekende geen afzijdigheid, en daarom is het interessant om, eveneens tegen de achtergrond van de internationale ontwikke lingen, na te gaan hoe het Nederland voorheen - met nadruk op de negentiende eeuw - gravimetrisch verging. De seconde als maat voor een universele lengtestandaard Wanneer we met Bruins en aan de hand van aanvullende bronnen terugblikken, begint die beschouwing bij Galileo Galileï (1564-1642), Christiaan Huygens (1629-1695) en Isaac Newton (1643-1727). Met zijn ontdekking van de massa-onafhankelijke versnelling bij vrije val en van het zogenaamde isochronisme bij de slingerbeweging (de periode hangt slechts af van de lengte van de slinger) legde Galileï de grondslag voor de beschouwing van wat zou worden onderkend als de zwaartekracht. Theoretisch uitgewerkt, in de eerste plaats door Galileï's landgenoot Giovanni Battista Riccioli (1598-1671), onderkenden Huygens en Newton het verband met de vorm van de aarde, lees: de geodesie. Bij de oprichting van de Koninklijke Academie van Wetenschappen te Parijs in 1666 werd Huygens - sinds 1663 te Londen al lid van de Royal Society - als internationaal toonaan gevend natuurwetenschapper de eerste direc teur van de Parijse academie. Voor koning Lodewijk zal Huygens' eerdere uitvinding van het slingeruurwerk bij die benoeming een belangrijke rol hebben gespeeld: een mecha nische klok waarvan de gang in de pas werd gehouden door een slinger die met constante 38 periode bewoog. Overwegend dat de slingertijd slechts werd bepaald door de lengte van een slinger (het isochronisme), maakte de sterrenkundige Jean Picard (1620-1682) in 1669 in Parijs gebruik van de vinding van zijn mede-Academielid bij de bepaling van de lengte van de secondeslinger: gebaseerd op de langs astronomische weg meetbare seconde, mogelijk dé universele (overal en altijd op aarde toegankelijke) lengtestandaard. Huygens zelf - toen nog geen lid - was in december 1661 met dit idee geconfronteerd door Robert Moray (1609-1673), voorzitter van de Royal Society. Dit was naar aanleiding van een initiatief van mede-oprichter Christopher Wren (1632-1723), vooral bekend als architect, onder meer van de Londense St. Paul's Cathedral, die het voorstel kort tevoren ter tafel had gebracht2: een Universele Maat, dat wil zeggen, zodanig dat men die overal exact kan maken In Dordrecht bedacht In februari 1631 - dus 30 jaar vóór Wrens vraag - had de Nederlandse wis- en natuur kundige Isaac Beeckman (1588-1637), sinds 1627 rector van de Latijnse School te Dordrecht, het idee al in zijn dagboek genoteerd3: "Aangezien dezelfde lengte van een touwtje dezelfde veelvuldigheid of traagheid van de heen-en-weer-beweging van het eraan gehangen gewicht veroorzaakt, zal het heel gemakkelijk zijn met deze kunstgreep aan het nageslacht de grootte en maat te tonen van dingen die er waren toen wij leefden. Laat namelijk gevonden worden (wat ik vandaag heb gedaan) de lengte van een touwtje waarbij het aangehangen gewicht met zijn bewegingsfrequentie één seconde evenaart, d.w.z. dat het 3.600 gangen en teruggangen in de tijd van een uur aflegt, en laat deze lengte de maat zijn waarmee alle dingen worden gemeten. Deze lengte is immers onveranderlijk voor alle mensen van alle plaatsen en tijden; want 39 1 G.J. Bruins, "Professor dr.ir. F.A. Vening Meinesz; bij de herdenking van zijn 100e geboortejaar", GeodesiaNed. Geodetisch Tijdschrift 29 (1987), pp. 442-456 Galileo Galileï (1564-1642) 2021-2 De Hollandse Cirkel Christopher Wren (1632-1723) Christiaan Huygens (1629-1695) als uitvinder van het slingeruurwerk 2 D. Bierens de Haan, Oeuvres compiètes de Christiaan Huygens - Tome troisième - Correspondance 1660-1661, Den Haag 1890 3 C. de Waard, Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 a 1634. Tome 3:1627-1635, Den Haag 1945 2021-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2021 | | pagina 3