niemand zou geloven dat er in Afrika een zo
grote ijlheid van de lucht is dat in deze zaak
een aanmerkelijk verschil met ons werd
veroorzaakt, daar verschil van lucht en
aanrakingen slechts de afstand van de
gangen en teruggangen lijkt te vermeerderen
en verminderen, en niet de frequentie, zoals
eerder is gezegd, en dat de zwaarte van het
aangehangen gewicht enz. het [totaal] aantal
gangen groter of kleiner maakt. Ik heb
geteld hoeveel tikken mijn uurwerk gaf in
één uur en die heb ik gevonden als
4186. Na dus het uurwerk gelijk te hebben
gezet, d.w.z. onderzocht met de schaduw
van de Zon gedurende enige dagen, heb ik
een groot rond gewicht opgehangen aan een
dunne draad, en heb ik opdracht gegeven
dat een ander de gangen en teruggangen zou
tellen van het gewicht dat aan de draad
hing; en ik telde de tikken van mijn
uurwerk. En toen hij 3600 gangen en
teruggangen had geteld, terwijl ik op dat
moment 4186 tikken had gehoord, was het
zeker dat de lengte van het koord was
gevonden. Als ik er meer had geteld dan
4186 maakte ik het koord korter; bij minder,
langer."
Universele lengtemaat wordt plaatselijke
versnelling van de zwaartekracht
Wat Picard betrof, bleek dat elders in Europa
- o.a. in Den Haag4 - de lengte van de seconde
slinger nergens meetbaar afweek van de in
1669 door hem bepaalde waarde, maar toen in
1672 zijn jongere collega Jean Richer (1630
1696) werd uitgezonden naar Cayenne in Frans
Guyana, onder meer om ook daar de lengte
van de secondeslinger te bepalen, bleek die -
dicht bij de evenaar - korter te zijn dan te
Parijs; niet veel, maar toch een kleine 3 mm.5
Deze bevinding plaatste vraagtekens bij
Picards ambitie om de lengte van de seconde
slinger als overal op aarde toegankelijke
lengtestandaard te nemen, maar hoewel het
idee nog bijna de Franse Revolutie overleefde,
viel in 1791 voor de fundamentele lengtemaat
de keuze toch definitief op een afgesproken
fractie (10-7) van de lengte van de aard-
meridiaan, gemeten tussen evenaar en pool.6
De, anderzijds, door Richer aangetoonde
afhankelijkheid van de geografische breedte
was potentieel een interessant geodetisch
gegeven en als (onderdeel van) een geodetisch
meetinstrument had de slinger zijn opwachting
gemaakt. Bij een bepaling van de lengte van de
secondeslinger (L) werd die niet meer de
plaatselijk te reproduceren fundamentele
eenheid, maar werd de van plaats tot plaats
verschillende uitkomst de aanwijzing voor een
van plaats tot plaats verschillende versnelling g
van de zwaartekracht.
Niettemin zou het synoniem de lengte van de
secondeslinger voor "de versnelling van de
zwaartekracht" tot einde negentiende/begin
twintigste eeuw in gebruik blijven. Een
terechte term overigens, die aangaf dat
40
zwaartekrachtsmeting stond of viel met de
mogelijkheid om de lengte l van een daarbij te
gebruiken slinger nauwkeurig te bepalen.
De eerste zwaartekrachtsmetingen
In zijn tot 1634-1635 bijgehouden dagboek7
blijkt niet dat Isaac Beeckman het door hem in
1631 beschreven experiment daadwerkelijk
heeft uitgevoerd, maar als hij dat toch zou
hebben gedaan, dan zou hij - achteraf bezien
- met de verkregen uitkomst (de lengte van de
secondeslinger) in Dordrecht waarschijnlijk
's-werelds eerste slingermeting van de ver
snelling van de zwaartekracht hebben verricht!
Die eer komt nu toe aan de Franse wiskundige
pater Marin Mersenne (1588-1648), met wie
Beeckman sinds omstreeks 1630 indringend
van gedachten wisselde en die in 1644 de
lengte van de secondeslinger daadwerkelijk
bepaalde: 3 Parijse voeten; een waarde die
Huygens, in 1659 werkend in navolging van
Mersenne, door eigen metingen vermeerderde
met 1 duim, in overeenstemming met de toen
in de Nederlanden geldende officiële Rijn
landse maatvoering.8 Achteraf bezien zou
Mersenne dus in 1644 te Parijs - onwetend en
hoe primitief misschien ook - de eerste
slingermeting van de versnelling van de
zwaartekracht hebben verricht; in 1659,
gevolgd door Christiaan Huygens, als eerste
Nederlander, die - op zijn beurt - in de jaren
1646-1648 met Mersenne diepgaand over de
slingerproblematiek had gecorrespondeerd.9
Daarbij zal Mersenne zijn primeur mede te
danken hebben gehad aan de wederzijdse
relaties van René Descartes (1596-1650):
enerzijds met Mersenne, anderzijds met
Beeckman. Met hem was Descartes - als
Franse militair gelegerd in Breda - in 1618 in
gesprek geraakt naar aanleiding van een op de
markt aangeplakte wiskundige puzzel; het
begin van hun jarenlange vriendschap.
4 Jean Picard, Mesure de la terre, Parijs 1671
5 Rienk Vermij, Huygens. De mathematisering van de werkelijkheid, Wetenschappelijke biografie, Amsterdam 2004, p. 96
6 Ken Alder, De maat van alle dingen. De zevenjarige zoektocht naar de universele meter (Nederlandse vertaling door Rogier van
Kappel), Amsterdam 2003, p. 113
Jean Richer (1630-1696)
2021-2 De Hollandse Cirkel
Pater Marin Mersenne (1588-1648)
Isaac Beeckman (1588-1637), in 1618 te Breda in
gesprek met de Franse militair René Descartes
7 Als noot 3
8 Joella G. Yoder, Unrolling time. Christiaan Huygens and the mathematization of nature. Cambridge Univ. Press 1988
9 D. Bierens de Haan (red.), Oeuvres complètes de Christiaan Huygens - Tome premier - Correspondance 1638-1656, Den Haag 1888
2021-2 De Hollandse Cirkel
41