alsnog met een verbeterd 'draad- met massa' enkelvoudig slingertoestel.24 Hierbij besteedde hij uiterste aandacht aan instrumenteel aan te brengen verbeteringen in de werkwijze met de enkelvoudige slinger, maar ook met de reversieslinger. Met die in gedachten, richtte hij zich daarna primair op technische verbeteringen van de reversietechniek. In het bijzonder maakte Bessel zich zorgen over de invloed van de lucht op de slingerbeweging en stelde hij voor te werken met een qua vorm (niet noodzakelijkerwijze materieel) symme trische slinger. Postuum werden zijn ideeën al in 1849 gepubliceerd, maar pas in 1859 instrumenteel opgepakt. Toen plaatste de veelzijdige, zich op arctisch onderzoek toeleggende Duitse geofysicus Georg von Neumayer (1826-1909) bij de Hamburgse instrumentmaker Julius Lohmeier een opdracht voor de vervaardiging van zo'n Besselse slinger, te gebruiken bij een te Melbourne (Australië) uit te voeren meting van de lengte van de secondeslinger.25 De in Hamburg geboren professor C.A.F. Peters te Altona - al sinds zijn tijd als medewerker aldaar met de zwaartekrachtsproblematiek vertrouwd - had zijn twintig jaar jongere vriend von Neumayer de weg naar de gerenommeerde Lohmeier gewezen en be geleidde de uitvoering van de opdracht. De slinger werd, verlaat, in 1862 te Melbourne bezorgd, om in 1863 op von Neumayers in 1857 aldaar gesticht Flagstaff Observatory for Geophysics, Magnetism and Nautical Science alsnog te worden ingezet.26 Intussen had in 1862 de, naast Lohmeier, even eens te Hamburg gevestigde instrumentmakerij A. Repsold Zn. van de Zwitserse commissie bij de Europese graadmeting opdracht ge kregen tot levering van een naar F.W. Bessels ideeën te bouwen compleet slingertoestel. Daarmee zou professor E. Plantamour, directeur van de sterrenwacht te Genève, op locatie de absolute waarde van de versnelling van de zwaartekracht bepalen en elders in Zwitserland metingen verrichten.27 In 1869 kon ook het Pruisisch geodetisch instituut te Potsdam zich eigenaar noemen van een dergelijk reversie-slingerapparaat, dat Repsold in 1866 in productie had genomen. Dit zoge naamde Repsold-Bessel-reversie-slingertoestel vond in de jaren daarna alom (b.v. ook in Rusland en Amerika) ingang, maar omstreeks 1890 zou Repsold op de markt voor reversie- slingertoestellen concurrentie krijgen in Parijs. Nederlandse belangstelling voor actuele gravimetrische ontwikkelingen Voorzover gebleken is had Nederland zich bij de ontwikkeling van slingerapparatuur voor de zwaartekrachtsmeting en/of daadwerkelijke geodetische toepassing daarvan tot begin negentiende eeuw afzijdig gehouden. Maar, getuige twee in de voorgaande decennia gepresenteerde omstandige academische proefschriften, was er terzake zeker wel belangstelling en theoretische kennis. In 1830 - opmerkelijk kort na het verschijnen in 1828 van F.W. Bessels verhandeling over zijn verbeterd enkelvoudig slingertoestel - promoveerde Peter van Galen (1805-1891) te Utrecht 'bij' prof. G. Moll op het gebruik van slingermetingen bij de vormbepaling van de aarde.28 In een terugblik op de ontwikkelingen sedert Huygens, behandelde Van Galen de theorie van de slingerbeweging in het algemeen, waarbij hij gelegenheid vond te herinneren aan door de Leidse hoogleraar Johan Lulofs (1711-1768) - tijdgenoot van Clairaut - in 1756 uitgevoerde proeven ter bepaling van de lengte van de seconde- slinger.29 Met bijzondere aandacht voor de in zijn tijd recente ontwikkelingen, ging Van Galen uitvoerig in op de reversieslinger volgens Kater (1817) en op Bessels verbeterde gebruik van de enkelvoudige slinger (1825 1827). De werking van hun toestellen be schreef hij tot in detail. Verwijzend naar de in 1830 toonaangevende literatuur over hemel- mechanica,30 sloot Van Galen zijn proefschrift af met een theoretische beschouwing over de vormbepaling van de aarde uit zwaartekrachts metingen; een onderwerp dat in 1870 actueel was toen prof. W.A. Enschede te Groningen optrad als promotor van Geert Noording (1844-1876).31 Eveneens in 1870 verrichtte prof. C.Th. Albrecht vanuit het geodetisch instituut te Potsdam met een Repsold-toestel op bezoek,32 in de Sterrenwacht te Leiden de waarschijnlijk eerste moderne geodetische zwaartekrachts meting in Nederland. Deze meting sloot aan op astronomische plaats- en azimuthsbepalingen die daar ook waren uitgevoerd of gepland33; dit alles ingevolge de Nederlandse deelname aan de Middeneuropese Graadmeting, waartoe in 1864 was overgegaan.34 Noordings nadrukkelijke verwijzing naar die grensoverschrijdende onderneming wekt het vermoeden dat die deelname bepalend was voor de keuze van zijn promotieonderzoek. In elk geval bood die Nederlandse stap Noording gelegenheid om de door Van Galen aan gesneden problematiek van de polaire afplatting van de aarde aan de hand van intussen uit slingermetingen verkregen uitkomsten (1:299 a 1:298) numeriek te actualiseren. Tot slot confronteerde hij die uitkomsten met afplattingswaarden verkregen uit graadmetingen, en sterrenkundig bepaalde waarden volgend uit de precessie van de aard as, respectievelijk uit de verandering van de maansbaan. De lengte van de secondeslinger op de Nederlandse geodetische agenda Primair ter bevordering van de nieuwe Nederlandse driehoeksmeting, waartoe in verband met de toetreding tot de Midden- europese graadmeting dadelijk in 1864 was besloten, werd in 1879 de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing (RCGW) - kortheidshalve ook aangeduid met: de (rijks) commissie - ingesteld, die al in haar eerste vergadering in april dat jaar 'de bepaling van de lengte van de secondeslinger' onverwijld op de agenda zette. Het zal misschien lid secretaris prof.dr. J. Bosscha zijn geweest die de commissie er toen op wees dat Teylers Stichting te Haarlem op verzoek van zijn oud- 47 24 F.W. Bessel, "Untersuchungen über die Lange des einfachen Sekundenpendels", AbhandlungenderKöniglichenAkademieder Wissenschaften zu Berlin 1826, Berlijn 1828 25 Als noot 17, p. 356 26 Georg von Neumayer, 'Bestimmung der Lange des einfachen Sekundenpendels auf absolutem Wege, ausgeführt in Melboure von Juli bis Oktober 1863", Königliche Bayerische Akademie der Wissenschaften. Mathematisch-physiskalische Klasse, Abhandlungen, München 1902 27 Als noot 17, p. 357 28 Petrus van Galen, Penduloejusqueadplicationeadtellurishguram determinandam (Over de slinger en de toepassing ervan ter bepaling van de vorm van de aarde; vertaling drs. M.G. Goossens), Amsterdam 1830 46 2021-2 De Hollandse Cirkel Johan Lulofs (1711-1768) 29 Johan Lulofs, "Proefneemingen over de langte van den enkelen slinger in Leiden", Verhandelingen uitgegeeven door de Hollandse Maatschappij der Weetenschappen te Haarlem, 3 (1757), pp. 419-508 30 P.S. Laplace, Traité de Mécanique Céleste, Parijs 1798-1825 31 Geert Noording, Bepaling van de gedaante der aarde uit slingerproeven, Groningen 1870 32 N. van der Schraaf, "History of the Netherlands Geodetic Commission", The Centenary of the Netherlands Geodetic Commission, Delft 1979, p. 77 33 Idem, p.73 34 N. van der Schraaf, "De toetreding van Nederland tot de Middeneuropese Graadmeting", Ned. Geodetisch Tijdschrift5 (1975), pp. 81-99 2021-2 De Hollandse Cirkel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2021 | | pagina 7