Dirk van Hogendorp, overgenomen van Wikipedia 96 97 In april 1800 constateerde H. van Hooff dat veel militaire ingenieurs niet in het bezit waren van de voor hun werk minimaal noodzake lijk geachte meet- en waterpasinstrumenten, welke zij op eigen kosten hadden moeten aanschaffen. De verhoging van de tracte- menten in 1795 had dit mogelijk moeten maken. Hij bracht dit onder de aandacht van de directeuren, maar had mededogen met de extraordinaris-ingenieurs, wier tractementen J.H. Voet, overgenomen uit C.H. van Meijgaard p. 58 niet toelieten om binnen de bepaalde tijd deze instrumenten aan te schaffen. Behalve de nodige passers en tekenbenodigdheden ging het hier om een astrolabium, een meet- ketting Rhijnlandse maat, een boussole, een waterpas met verrekijker en toebehoren en een planchet met viseerlineaal. Dit geschiedde meestal door de vader of de moeder van de veelal jeugdige kandidaten en soms door betrokkene zelf. Na voltooiing van de opleiding werden in augustus 1802 veertien en in juli 1804 acht leerlingen aangesteld tot extraordinaris-ingenieur.8 Zoals hierboven gemeld, moest Lodewijk Napoleon flink bezuinigen, en hij kwam ver volgens op de gedachte om de wapens van artillerie en de genie - zowel de genietroepen als de Dienst der Fortificatiën - tot één korps te verenigen. Hij nam dit voornemen op in een door hem op 17 september 1806 uitgevaardigd Decreet met betrekking tot de sterkte, formatie en samenstelling van de landmacht. Het Ver enigde Corps der Artillerie en Genie zou dan het predicaat Koninklijk krijgen. Het idee om de artillerie en de genie samen te voegen was al in 1755 door de Fransen in eigen land uitge voerd, maar dat was reeds na drie jaar weer teruggedraaid. De artillerie en de genie hadden vanzelfsprekend de nodige raakvlakken, en dat had reeds eerder geleid tot een verregaande integratie van de officiersopleidingen. De nu beoogde volledige samenvoeging betekende echter grote organisatorische wijzigingen en bij beide wapens verstoring van het personeels beleid. Lodewijk Napoleon zette zijn plan door tegen de adviezen in van Krayenhoff en de minister van Oorlog (Dirk van Hogendorp), die tever geefs wezen op de vele daaraan verbonden bezwaren. Er dreigde een crisis. In het ver- Inmiddels bleef de verhoogde belangstelling voor een loopbaan als officier-ingenieur aan houden. Begin 1801 werd een groot aantal ver zoeken ingediend voor toelating tot ’s lands genieschool te Zutphen. [Deze school stond onder leiding van Johan Hendrik Voet (1765 1832, J.S.] welke de Koning toen reeds met hem scheen voor te hebben, het verband met den waterstaat niet langer gedoogden.” 6 Hermanus van Hooff, overgenomen uit C.H. van Meijgaard, p. 36 Samenvoeging van de artillerie en de genie Nadat Lodewijk Napoleon op 5 juni 1806 was uitgeroepen tot koning van Holland werd snel duidelijk dat ook hij niet zou kunnen ontkomen aan nieuwe bezuinigingen op de lands verdediging. Het Corps de Genie werd, mede als gevolg van de onder Schimmelpenninck doorgevoerde bezuinigingsmaatregelen, reeds in juli 1806 teruggebracht tot een totale sterkte van 64 man.7 marsch rigtte naar Hannover, en dadelijk de vesting Hamelen deed cerneren, na een zeer levendig gevecht bij de dorpen Groot- en Klein Barkel; waarbij de Heer KrAYENHOFF zijnen oudsten zoon CORNELIS JOHAN NES, toen Luitenant-Ingenieur, voor de eer ste maal in het vuur bragt, en bij deze eerste proeve zeer over deszelfs gehouden gedrag te vreden was.” 4 Verder gaat het door Krayenhoff zelf op papier gezette verslag over deze strijd niet. Hij ver wijst dan naar het door Koning Lodewijk Napoleon zelf geschreven verslag, “waaruit men tevens de redenen vernemen kan, die den- zelven bewogen hebben, om de armée te ver latenUitterhoeve schrijft: “Lodewijk nam aan de veldtocht deel met een groeiende weerzin, naar zijn latere zeggen vanwege de Franse bejegening van de keurvorst van Hessen-Kassel, de arrogantie van de Franse veldtochtleider maarschalk Mortier en de eer ste geruchten over ‘verdergaande’ plannen van de keizer met het gebied van het Konink rijk Holland. Midden november trok hij zich met zijn garde en staf, onder wie Krayenhoff, terug uit de veldtocht.” 5 “Omtrent het einde van de maand December dezes jaars [1806] werd de Heer KRAYEN- HOFF door eene zware en langdurige ziekte aangevallen, die tot den aanvang van de maand Februari des volgenden jaars 1807 duurde. Middelerwijl was hij op den 1sten Januarij be noemd geworden tot Ridder der nieuw gecre- eerde Koninklijke orde van verdiensten, welke eenige dagen later van naam veranderde, en dien van Orde der Unie bekwam; op den 16den Februarij daaraanvolgende werd hij plegtig door den Koning geïnstalleerd, bij welke gelegenheid hij uit handen van Zijne Majesteit het Commandeurs kruis ontving. Bij de nieuwe organisatie van den Waterstaat, omtrent dezen tijd tot stand gebragt, verkreeg de Heer KRAYENHOFF deszelfs eervol ontslag als Inspecteur der Rivieren en als lid van de onderscheidene commissiën, waartoe hij in den jare 1798 was benoemd geworden: alzoo zijne militaire betrekkingen, en de inzigten, 2022-3 De Hollandse Cirkel 2022-3 De Hollandse Cirkel 4 5 6 7 Tydeman, pp 56, 57 en 58 Wilfried Uitterhoeve, p. 206 Tydeman, p. 58 Ing. C.H. van Meijgaard; De Genie in de Bataafs-Franse tijd, p. 46 8 Ing. C.H. van Meijgaard, pp. 40/41

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2022 | | pagina 6