130
131
De Topographische en Militaire Kaart (TMK)
Als men wat nader onderzoek doet, stuit men
al snel op de publicatie met de lange naam:
“Meetkunstige beschrijving van het Koningrijk
der Nederlanden, bevattende de getallenwaar
den, gebruikt bij de zamenstelling van de topo
grafische en militaire kaart van het rijk”.
Dit werk is verschenen in 1861 en bevat een
uitgebreid verslag van de metingen en bereke
ningen die zijn gedaan ter voorbereiding van
de Topographische en Militaire kaart van het
Koningrijk der Nederlanden, meestal afgekort
als TMK.
De afstand tussen de punten in de primaire
driehoeksnetten van Krayenhoff, Tranchot en
Erzey was gemiddeld 40 kilometer. Een derge
lijk netwerk moet verdicht worden met punten
van lagere orde om het geschikt te maken voor
karteringsactiviteiten.
In de Meetkunstige Beschrijving kan men le
zen dat kapitein J.R.C. de Suarz de secondaire
metingen in het hertogdom Limburg heeft ver-
richt.1 Deze metingen zijn verricht in de jaren
1841-1843. In 1844 waren de nettekeningen
gereed.
Vrouwenheide was één van deze secundaire
driehoekspunten. Vanaf dat punt zijn de
richtingen gemeten naar de kerken van Wylre,
Vijlen, Bocholtz, Heerlen, Klimmen en
Simpelveld en naar de signalen op de
Gulpenerberg, Soureth en op de Driessen. In
totaal dus 9 verschillende richtingen waaruit
blijkt dat men vanuit Vrouwenheide een goed
uitzicht heeft over een groot deel van Zuid
Limburg. Men kan hieruit concluderen dat de
grensgebied tussen België en Nederland. Daar
door was de cartografische opname van delen
van Noord Brabant al in 1836 gereed.
pijler op Vrouwenheide rond 1842 geplaatst
moet zijn (of toen al aanwezig was).
Mijnkaarten
Eén van de RD-pijlers op Vrouwenheide is
voorzien van een informatiebord met het
volgende opschrift:
Bij de uitvoering hiervan sloot hij aan op de
triangulaties van Krayenhoff en Tranchot. Tot
1830 heeft hij hier met verve aan gewerkt. Bij
het uitbreken van de Belgische Opstand moest
hij echter hals over kop vertrekken en had
daarom geen tijd om zijn kisten met instru
menten en metingen mee te nemen.
De metingen die Jan Erzey in de periode 1814
tot 1830 heeft verricht zijn lange tijd onvind
baar geweest. Zij werden pas in 1844 en 1847
teruggevonden bij een cabaretier, tevens her
bergier in Petit Rosière en een boer met de
naam Delhaye uit Mont Sainte Geneviève. Ook
een repetitiecirkel van de vermaarde Franse
instrumentenmaker Etienne Lenoir hoorde bij
de gevonden spullen. Deze repetitiecirkel ver
keerde echter “en très mauvais état” door het
lange verblijf in de koude en vochtige schuur
van boer Delhaye.
De persoonlijke bezittingen van Erzey werden
na deze vondst aan hem teruggegeven, de geo
detische documenten gingen naar het Dépot de
la Guerre in Brussel. Nerenburger vermeldt
echter ook dat niet alles is teruggevonden en
dat een gedeelte van het werk van Erzey zich
vermoedelijk in Nederlandse archieven be
vindt.
Hij schrijft verder dat Erzey in de periode voor
1830 reeds gestart was met metingen voor het
secundaire en tertiaire net. Hij noemt geen
concrete locaties, maar zegt wel dat het de
zuidelijke provincies, met name Henegouwen,
betrof.
Na 1830 is toen het net opgerichte Dépot de la
Guerre hiermee op kleine schaal verder
gegaan. Men had echter maar weinig mede
werkers en een bescheiden budget, daardoor
heeft men in de periode tot 1839 maar een be
scheiden gebied kunnen meten. Zuid Limburg
en Vrouwenheide hoorden daar niet bij.
Het blijft dus niet goed te verklaren hoe ge
gevens over de pijler op Vrouwenheide in het
archief van het Institut Cartographique Mili
taire, de opvolger van het Dépot de la Guerre,
terecht gekomen zijn.
Triangulatiepunt Ubachsberg
Deze steen als nulpunt/triangulatiepunt
markeert de aansluiting van het totale
voormalige Limburgse mijnbouwgebied
- mijnkaarten - op het systeem van de
landelijke rijksdriehoeksmeting (RDM)
Mijnbouwmetingen verliepen vanuit hier
via de kerk van Ubachsberg naar de ON I
(Oranje Nassau I) mijnschacht te Heerlen
en via kerktorens naar de Onze Lieve
Vrouwetoren te Amersfoort.
Het landelijke netwerk van coördinatie
punten wordt gebruikt voor landmeet
kundige werkzaamheden en plaatsbepaling
Als de pijler in 1842 is geplaatst, dus na 1839,
het jaar dat het huidige Limburg definitief aan
Nederland werd toegekend, dan blijft de vraag
waarom in 1890 in de archieven van het
Institut Cartographique Militaire in Brussel
gezocht moest worden naar gegevens over de
pijler op Vrouwenheide. Was de pijler mis
schien al eerder (vóór 1839) opgericht? Daartoe
moet men zich verdiepen in de geodetische
activiteiten die hebben plaatsgevonden in de
Zuidelijke Nederlanden vóór 1839. Een goede
bron hiervoor is het zeer lezenswaardige
“Notice sur les Triangulations qui ont été faites
en Belgique depuis 1617 jusqu’a nos jours”
geschreven door Generaal A. Nerenburger in
1857.
België, beter gezegd de Zuidelijke Neder
landen, beschikte al sinds het einde van de 18e
eeuw over een gedetailleerde topografische
kaart 1 11.520 die in de periode 1771 tot 1778
onder leiding van Joseph graaf de Ferraris was
vervaardigd. Grafisch gezien een juweel, maar
meetkundig beschouwd mankeerde er veel
aan. Gedeeltelijk had dat te maken met het
hoge tempo waarin deze kaart tot stand was
gekomen: in zeven jaar tijd was heel het land
én gemeten én gekarteerd. Voor een ander deel
had dat te maken met het feit dat de Ferraris
niet kon beschikken over de metingen die de
Fransen rond 1748 onder leiding van Cassini in
de Oostenrijkse Nederlanden (het huidige
België) hadden verricht.2
Daarom kreeg in 1814 kapitein Jan Erzey de
opdracht om in de zuidelijke provincies van
het Koninkrijk der Nederlanden een driehoeks-
net te meten, aanvankelijk met het idee om
hiermee de Ferrariskaart meetkundig te kun
nen verbeteren.
In Zuid Limburg zijn in totaal 12 verschillende
mijnen in exploitatie geweest. Deze gebruikten
allemaal een eigen lokaal coördinatensysteem
(meestal met de centrale schacht als oor
sprong). Deze mijnbouwbedrijven waren echter
verplicht om dit lokale stelsel aan te sluiten op
het RD. Op deze manier kon worden gecontro
leerd of het mijnbouwbedrijf binnen de gren
zen van de verleende concessie bleef opereren.
De belangrijkste reden was echter dat op deze
manier goed kon worden vastgesteld welk be
drijf aansprakelijk kon worden gesteld voor
bovengrondse mijnschade (ten gevolge van
verzakkingen). Het mijnbedrijf diende deze
schade te vergoeden.
Om mijnschade aan dure en/of bijzondere
gebouwen (b.v. de Vroedvrouwenschool te
Heerlen) te minimaliseren, paste men vaak een
speciale afbouwmethode toe. In plaats van het
ontkoolde gedeelte te laten instorten (breuk-
pijler), werd dit opgevuld met “Waschberger”,
1
2022-4 De Hollandse Cirkel
2022-4 De Hollandse Cirkel
Limburg had in 1839 op verzoek koning Willem I de status van hertogdom verkregen. Willem I was nl. naast koning der
Nederlanden tevens Groothertog van Luxemburg. Het Groothertogdom werd in 1839 in tweeën gesplitst waarvan één
gedeelte bij België werd gevoegd (de huidige Belgische provincie Luxembourg). Daardoor verloor Willem I de helft van zijn
groothertogdom. In ruil daarvoor mocht hij zich vanaf dat moment Hertog van Limburg noemen. Daarnaast was Luxemburg
lid van de Duitse Bond. Omdat de helft van dit groothertogdom Belgisch werd, wilden de bondsleden voor dit verlies
gecompenseerd worden. Door van Limburg een hertogdom te maken kon het toetreden tot de Duitse Bond. Deze situatie
duurde tot 1866. De Duitse Bond werd toen opgeheven en staatsrechtelijke gezien verviel de reden om Limburg een aparte
status te geven. Daardoor werd het een provincie gelijk aan de andere.
2 De Oostenrijkse Nederlanden zijn tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1740-1748) een drietal jaren bezet geweest door
Frankrijk. Cassini heeft in die periode een triangulatie uitgevoerd en vervolgens is het land voor een gedeelte gekarteerd o.l.v.
Villaret.