4
DHC is indertijd opgericht met medewerking
van alle grote geodetische spelers: de Meet
kundige Dienst, de Dienst der Hydrografie, het
Kadaster, de Topografische Dienst, de Sub
faculteit Geodesie van de TU Delft, het ITC,
de Stichting Geodesia en de Vereniging
Bedrijven in de Geodesie en Geo-Informatie
(VNBG). Een aantal van deze spelers bestaat
niet meer, en van de overige is eigenlijk alleen
het Kadaster nog in dezelfde hoedanigheid.
Wat zegt dit over het geodetisch werkveld?
Aardoom: “Dat zegt vooral dat de dingen
voortdurend veranderen. In 1998 terugblik
kend naar mijn afstuderen in 1957 en het begin
van mijn werk in Delft, was er in die periode
in “geodetisch Nederland” al enorm veel ver
anderd. Ontwikkelingen die daarna, dus na de
oprichting van DHC, doorgingen. Door de
hanteerbaarheid van nieuwe meet- en verwer
kingstechnieken kon het uitvoerende geodeti
sche werk bij overheidsdiensten en onderne
mingen in toenemende mate worden
toevertrouwd aan particuliere bedrijven. Dit
gold en geldt met name bij enkele van de ge
noemde ‘grote spelers’ inzake de stichting van
DHC. De daardoor afnemende betrokkenheid
van hun zijde bij DHC-activiteiten werd en
wordt echter gecompenseerd door toename van
belangstelling van de geodetisch uitvoerende
viduele apparaten in Nederland te gaan regi
streren. Het bijhouden van de inventarisatie
lijkt me overigens nog wel een behoorlijke uit
daging. Ten tweede de vastlegging van de ge
schiedenis van de geodesie in Nederland. Pouls
had in 1997 al het tijdvak vóór de Franse tijd
beschreven in zijn monumentale boek De
Landmeter van de Romeinse tot de Franse
Tijd, voor de periode daarna zijn inmiddels een
aantal goede monografieën verschenen waarin
diverse aspecten van de geodetische praktijk
worden vastgelegd. Ik hoop dat die reeks nog
een tijdje wordt voortgezet, want de geschied
schrijving is nog bepaald niet voltooid. Ook
moet DHC aandacht hebben en houden voor
het behoud van geodetische archieven en lite
ratuur. En als derde doelstelling de uitgave van
een tijdschrift om de kennis en voortgang op
het gebied van geodetisch erfgoed voor het
voetlicht te brengen. Dat is goed gelukt, DHC
brengt een mooi tijdschrift uit!
bedrijven. In het aldus veranderende geodeti
sche werkveld is DHC bij uitstek een centrale
plaats voor de geodesie. Dat moeten we daar
om vooral koesteren. Zonder er overigens in te
blijven hangen, nostalgie alleen heeft niet ge
noeg bestaansrecht.”
Is er toekomst voor DHC?
Aardoom herhaalt dat nostalgie niet de doel
stelling moet zijn. “Het mooie van geschiede
nis is dat er elke dag iets nieuws bijkomt. De
HC richtte zich tot nu toe vooral op de ‘klas
sieke’ geodesie, zeg maar de processen en
apparaten tot aan de invoering van computers.
De stichting zou zich ook verder kunnen gaan
oriënteren op de eerste generatie GPS en GIS,
enz. Daar is al een voorzichtig begin mee ge
maakt, dat juich ik toe, maar ik denk dat de
stichting dit verder moet uitbreiden wil de ze
relevantie van geodetische geschiedenis kun
nen blijven uitdragen. En daarmee haar draag
vlak vergroten. Dat hoeft overigens niet door
een verzameling van grote apparaten te gaan
aanleggen: een gedegen beschrijving van de
ontwikkelingen, werkwijzen en bevindingen
ProT.dr.ir. Leen.lardoom
2023-1 De Hollandse Cirkel
Satellietgeodesie
in Nederland I
1960-2000 I
Opatap naar rn partner
in Delft» aanigern In
ruimteonderzoek
(/fodflbch-llistonschc Monopafrên Nr. 1
Ontwikkrlmji tui het «akgrlned de Fruue lijd
Stichting
De lldlaok'
CirU