62
63
Art. 9. “De beide Officieren met het toeverzigt
over de behandeling der Bakens belast, zullen
behooren acht te geven; dat dezelve altijd wel
ter lood op de ingeslagene piquet-paaltjes
gesteld worden, dat de schuiven, bij elke
herhaling der waarneming, wel los geschroefd
en ten minsten zes duimen op- of neder-waarts
bewogen worden; dat dezelve bij elke waar
neming wel vast geschroefd en aangeklemd
worden; -- dat zij de opteekening met de
meeste naauwkeurigheid verrigten, en
wederkeerig aan elkanderen en aan den
Contrarolleur, de vastgeschroefde Baak
vertoonen, en doen opschrijven; zonder aan
elkanderen of aan de Contrarolleur te dicteren,
het getal van voeten, duimen en lijnen, door
den Wijzer van de Bakens aangewezen
wordende.”
Art. 10. “Ter adsistentie der Officieren, met
het doen eener Waterpassing belast; zullen
door den Directeur van het Depot van Oorlog,
aan dezelve toegevoegd worden, een Onder
officier en vijf Mineurs; waar van de Onder
Officier het Instrument zal dragen, en van
standplaats tot standplaats overbrengen; twee
Mineurs zullen elk een Baak dragen en
behandelen, onder het bestier van de
Officieren, respectivelijk daartoe bestemd;
twee Mineurs zullen de afstanden voor elke
standplaats bepalen, onder het bestier van den
Officier, met deze werkzaamheid belast; de
vijfde Mineur zal den kruiwagen met piquetten
en gereedschappen voeren, en wijders bestemd
zijn, om ter aangewezene plaats de piquet-
palen in te slaan.”
Art. 11. “De Officieren, met zoodanige
operatiën belast, zullen, onder welk voor
wendsel ook, van deze voorschriften nimmer
mogen afwijken, zonder daartoe vooraf de
toestemming van den Directeur van het Depot
van Oorlog bekomen te hebben. Het zal hun
echter vrijstaan, om aan denzelven zoodanige
voorstellen tot vereenvoudiging van het werk
of tot meerdere zekerheid tegen het begaan van
misslagen, voor te dragen, als eene nadere
beoefening nuttig of noodzakelijk mogt
kunnen doen oordeelen; en dieswegens
deszelfs goedkeuring afwachten. Bij het doen
van elke Waterpassing, ontvangt de Chef der
Commissie, eene bijzondere Instructie;
toepasselijk op den juisten aard van het te
doene onderzoek; en de wijze, hoedanig zich
dieswegens te gedragen; bij welke Instructie
tevens het algemeene Peil of het punt van
vergelijking, waar toe alle herleidingen zullen
moeten geschieden, zal worden aangewezen.”
Tot zover de tekst uit de DERDE AFDELING.
Art.4. “De Géographische Ingenieurs bij de
Armée geplaatst, zullen elk behooren voorzien
te zijn van een kleinen zak-Sextant, (afb. 12,
13 en 14) en eene kleine zak-Boussole (afb.
15); ten einde van de eerste zich te kunnen
bedienen, tot de triangulaire bepaling der
hoofdpunten hunner te doene opnemingen; en
van de tweede, tot het orienteren van dezelve.
De bepaling der oorspronkelijke afstanden, dat
is de meting van hoofdlijnen, zal door den
Meetsnoer behooren verrigt te worden; de
overige details, enkel en alleen op den pas; ten
ware tijd en omstandigheden eene meer
naauwkeurige opneming mogten gedoogen of
vereisschen: in welk geval, zij zich zoo na
mogelijk zullen moeten verbinden aan de
voorschriften; hier boven, in de eerste en
tweede afdeelingen dezer Instructie, breeder
opgegeven; terwijl aan derzelver prudentie
wordt overgelaten; om zoo vele andere
kunstgrepen te baat te nemen, als waartoe hun
de gesteldheid van het terrein verpligten mogt:
voorts zullen zij gehouden zijn, zich van
bekwame Gidsen te bedienen, en wel zorg
dragen; dat de benamingen der onderscheidene
objecten, volgens de taal van het Land,
duidelijk en juist, uitgedrukt worden.”
Ook uit de teksten van de VIJFDE
AFDELING, dat is de laatste uit de Instructie,
heb ik één artikel geselecteerd.
Art. 7. “Het wordt uitdrukkelijk aan de Chef
en de overige Géographische Ingenieurs
verboden: voor zich eenige stukken, minuten
of zelfs kopijën te behouden van derzelver
verrigtingen: evenmin zullen zij deze of
derzelver resultaten aan iemand anders mogen
mededeelen: de Minister van Oorlog kan
alleen tot zoodanige mededeeling auctorisatie
verleenen; en wel op voorstel van den
Directeur van het Depot-Generaal.”
Tot zover de teksten uit de Instructie van
Krayenhoff.
Opmerkingen van de schrijver van dit
artikel m.b.t. de waterpassingen uit deze
Instructie. Het verbaast hem, dat er in de tekst
wel veelvuldig gesproken wordt over “de
Bakens”, maar dat er geen afbeeldingen van
zijn opgenomen. In die periode was het nog
niet gebruikelijk dat de man achter het instru
ment zelf de baken kon aflezen, waarschijnlijk
waren de kijkers van de instrumenten daarvoor
ook nog niet goed genoeg maar dat gebeurde
bij de baken zelf. De baakhouder kon een
vierkant metalen bord, van 25 x 25 cm, met
daaraan aan de achterkant bevestigd een
vierkante metalen klem, waarin de baak paste,
langs de baak op en neer schuiven (afb. 16
toont het waterpasbord aan de baak van 2,00
meter lengte, afb. 17 toont de voorkant van het
waterpasbord, en afb. 18 de achterkant van het
bord). Deze baak had een vierkante diameter.
Deze was onderverdeeld, in het voorbeeld van
de afbeelding (dat aanwezig is in het bedrijfs
museum van het kadaster in Arnhem), in
gedeeltes van 10 cm. In de verticale middellijn
van het bord zit ter hoogte van de baak een
uitsparing, met daarin aangebracht een onder
verdeling in cm’s en mm’s. (afb. 17). De “0”
valt samen met de horizontale middellijn van
het bord. De Ingenieur achter het instrument
moest aangeven of de baakhouder het bord
naar boven, of naar beneden moest schuiven,
tot dat de horizontale middellijn van het bord,
samenviel met de vizierlijn vanaf het waterpas
instrument. De hoogte van het piket of de
kruisbout kon dan worden bepaald uit de dm-
De tekst van de VIERDE AFDEELING
behandelt “Voorschriften betrekkelijk den
Dienst te Velde, bij ’s Konings Armée.” Hierbij
behandel ik uitsluitend de artikelen die aan
sluiten bij de Geografische werkzaamheden.
Afb. 12. Zak-sextant
Afb. 15. Zakboussoule
2023-2 De Hollandse Cirkel
2023-2 De Hollandse Cirkel
Afb. 13 en 14. Zij- en bovenaanzicht uit het boek
van G.A. van Kerkwijk
76a.
F V
Af