Het Kadaster in Noord-Brabant Zacharias Klaasse 40 41 natuurlijk omdat ze gemotiveerd zijn om geo detische geschiedschrijving te doen, maar ook omdat het een prettige omgeving is waar men oude bekenden uit het vak blijft ontmoeten. De uitdaging voor mij als voorzitter is om die balans te handhaven, waarbij ik wel graag op resultaten blijf sturen. Vrijwillig is tenslotte niet hetzelfde als vrijblijvend, we zijn nog lang niet klaar met het schrijven van de geodetische geschiedenis. Met alle mensen die ik inmiddels gesproken heb, ben ik er van overtuigd dat dat de komende tijd wel goed blijft gaan.” Waar wil je heen met DHC in de komende bestuursperiode? Dit is duidelijk een onderwerp dat hem raakt. “Laat ik beginnen met te zeggen dat het een fantastisch resultaat is dat DHC al 25 jaar bestaat en met al die vrijwilligers al zoveel tot stand heeft gebracht. Maar, zoals Aardoom in het vorige nummer van het tijdschrift al zei, geschiedenis is nooit af, er komt elke dag wat bij. En ook niet alle onderwerpen van de afgelopen twee eeuwen zijn al goed gedocu menteerd. Daar kunnen we nog heel wat doen. Aan de andere kant hebben we héél veel al wel gedocumenteerd. We zouden een beperktere set mijlpalen en iconische instrumenten of werkmethoden moeten selecteren, liefst ook aansluitend bij bredere maatschappelijke ontwikkelingen. De 1e nauwkeurigheidswater- passing is geodetisch zeer interessant, maar dat verhaal zou ook verteld kunnen worden in de context van de kanalenaanleg en rivierverbete- ringen in de 1e helft van de 19e eeuw. Dat spreekt misschien nog meer mensen aan. Daarmee heb je gelijk de discussie over onze doelgroep op tafel. Hoewel we het goed doen, is er een risico dat de vijver van betrokken gepensioneerde geodeten opdroogt. Er komen er immers steeds minder van. Daar moeten we op anticiperen, enerzijds door de gaten in de geodetische geschiedschrijving nu te gaan documenteren, anderzijds te bekijken of en waar toegevoegde waarde van DHC zit voor andere doelgroepen.” Een museum? Beslist: “Ik ben het met Aardoom eens dat een eigen fysiek museum met alleen geodetische objecten te beperkt is. Bovendien is een eigen toko vrijwel niet te runnen met alleen vrijwilli gers. Beter is het om het door DHC beheerde erfgoed goed te positioneren op de juiste plekken, zodat andere musea of andere organisaties er gebruik van kunnen maken. Daar moeten we ook de juiste momenten voor kiezen. Wat herdenken we de komende tijd waarbij de geodetische inbreng onmisbaar is geweest. De inventarisaties zijn daarvoor heel bruikbaar, en via de vrijwilligers van DHC kan veel kennis en ervaring worden geleverd.” Een laatste wens aan de lezers? Die heeft hij zeker: “Wijzen op het historisch belang van de geodesie is preken voor eigen parochie Dat hoef ik niet te doen. Maar ga eens kijken bij de lokale historische vereniging waar zij mee bezig zijn. Wie weet wat voor ideeën dat oplevert.” Je zou kunnen zeggen dat het Kadaster begon nen is in Noord-Brabant. Want een eerste poging om in ons land tot een systematisch, op metingen gebaseerd, Kadaster te komen werd in 1791 op last van de Raad van State onder nomen in de Meijerij van ’s-Hertogenbosch. Dat maakte toen deel uit van de Generaliteits landen. Generaliteitslanden waren gebieden (ruwweg: Noord-Brabant, Zeeuws-Vlaanderen en delen van Limburg en Groningen), die in de tijd van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onder gezag van de Staten- Generaal vielen. Het bestuur werd uitgeoefend door de Raad van State. De opmetingen waren gereed in 1794, maar ten gevolge van de om wenteling van 1795, toen de Bataafse Republiek ontstond, werd van dit Kadaster geen gebruik gemaakt. Ook een latere, landelijke poging strandde door de inlijving van ons land bij Frankrijk. Die poging staat te boek als het Hollandse Kadaster. Maar uiteindelijk kwam in 1832 het Kadaster in Noord-Brabant gereed. Vanaf 1811 tot heden zijn de openbare registers en vanaf 1832 met het kadaster in Noord-Brabant in grote lijnen georganiseerd geweest in 7 vestigingsplaatsen. Het waren er bijna 8 geweest, maar daarop kom ik terug in het slot van dit artikel. Medio 1987 (Breda) en eind 1988 (Eindhoven) kwam de automatisering van de kadastrale registratie in Noord-Brabant gereed. In onderstaand schema zijn de vestigings plaatsen opgesomd, met het dienstonderdeel en de periode van bestaan: Vanaf 1 januari 1976 gevormd tot directie van het kadaster en de openbare registers in de provincie Noord-Brabant. Tot 1839 slechts bewaring van de hypotheken openbare registers). Eindhoven Fig. 3 Laarakker als pontbaas Samengevoegd met ’s-Hertogenbosch 2023-2 De Hollandse Cirkel 2023-2 De Hollandse Cirkel Thans één van de 7 locaties van het Kadaster (Kennedyplein 101, Eindhoven), buiten het hoofdkantoor te Apeldoorn Waalwijk plaats van vestiging Bergen op Zoom Breda Grave Helmond ’s-Hertogenbosch dienstonderdeel Bijzondere bewaring van het Kadaster Bewaring van de hypotheken en het kadaster** Landmeetkundige dienst** Ruilverkavelingsdienst** Bijzondere bewaring van het kadaster Bewaring van de hypotheken en het kadaster** Landmeetkundige dienst** Ruilverkavelingsdienst** Bijzondere bewaring van het kadaster Bureau Hermeting Groot Eindhoven Bureau Buitengewoon landmeetkundig werk Bijzondere bewaring van het kadaster Bijzondere bewaring van het kadaster Bewaring van de hypotheken en het kadaster Landmeetkundige dienst Provinciale bewaring van het kadaster Bijzondere bewaring van het kadaster Bureau Buitengewoon landmeetkundig werk Bijzondere bewaring van het kadaster Samengevoegd met ’s-Hertogenbosch Samengevoegd met Eindhoven Samengevoegd met Breda en Eindhoven periode 1832-1839 1811*-2009 ±1931-2009 1941-2009 1832-1839 Vanaf 1811* Vanaf 1931 Vanaf 1940 1832-1839 1929-1939 1941-1959 1832-1839 1832-1839 1811*-1976 1935-1976 1832-1844 1832-1839 1941-1959 1832-1839 opmerkingen Samengevoegd met Breda Gedeeltelijk opgegaan in Eindhoven en gedeeltelijk in Rotterdam

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2023 | | pagina 4