Sy Sir Ir kW' 98 99 “t Raapenburg te Leyden zo als het was 15 January 1807”. Links het gezelschap van Ko ning Lodewijk Napoleon, die de ramplocatie en de slachtoffers bezoekt. Het is mij niet be kend of Krayenhoff één van de mensen was die de koning daarbij begeleidden, omdat hij juist, volgens eigen zeggen, ernstig ziek was ge- weest.1 Zelf noemt hij een bezoek aan de ramp in Leiden niet in zijn Levensbijzonderheden. De Koning liet in Delft brood bakken voor de getroffenen en zond zijn hofchirurg naar Lei den. Huis ten Bosch werd ingericht tot nood hospitaal. Later stelde hij enkele duizenden soldaten beschikbaar om het verwoeste deel van de stad te herbouwen; alleen al het puin ruimen kostte vele weken. Ook stichtte de Koning uit eigen vermogen een rampenfonds van 30.000 gulden, en schold Leiden vrij van belasting voor de komende tien jaar. Toen Lodewijk Napoleon in de vroege zomer van 1807 Edam bezocht, haalde een oude man zijn pijp uit zijn mond en zei: “Sire, sinds Leiden zijn we vergeten dat u een vreemdeling bent”.2 In het begin van 1808 werd ons land weer door een ramp getroffen, nu door overstromingen. Op 14 en 15 januari werden Vlaanderen, Zee land, Flakkee en het rivierenland van Alblas- serwaard en Betuwe getroffen door een storm vloed. Tientallen mensen verdronken. Ook nu liet de Koning zijn meelevendheid blijken, en hij gaf opdracht om maatregelen te treffen om zo’n ramp te voorkomen.3 In het daaropvol gende jaar werd ons land door een nog veel grotere catastrofe getroffen, toen in januari 1809 een groot gedeelte van midden Nederland in het gebied van Merwede, Maas, Waal en IJssel kwam blank te staan. Zie afb. 2, waarop het gedeelte van het rampgebied langs de IJssel te zien is. Deze overstroming eiste twee- tot driehonderd slachtoffers. En evenals bij de januari rampen van 1807 en 1808 bezocht Lodewijk Napoleon in 1809 het rampgebied.4 Zie afb. 3, “Gevaar waar in de Koning zich bevondt op de Dalemschen-Dijk, door het op- kruijen der ijsschotsen, in Loumaand 1809. aan; dan hij verzocht Zijner Majesteit het niet euvel op te nemen, dat hij voor deze hooge charge eerbiedig bedankte, als volkomen wel te vreden met zijne tegenwoordige bestem ming, en wenschende zijne Militaire loopbaan te blijven vervolgen. Op dit gezegde werd hem aanstonds het Militaire Gouvernement van Amsterdam ad vitam [=levenslang, JS] aange boden, met eene jaarwedde van 25,000 gulden, en den hoogsten Militairen rang aan ’s Ko nings Huis”. “Zeer veel moeite had de Gene raal KRAYENHOFF, om Zijne Majesteit, door billijk aangevoerde motiven, overtehalen, van dit, schoon voor hem hoogst vereerend voorne men, af te zien, hetwelk hem echter ten laatste mogt gelukken.” Natuurlijk had Krayenhoff misschien wel (te) veel functies op zijn bordje gekregen. De Koning, die zijn kennis op de terreinen van de Waterstaat en de Militaire organisatie hoog inschatte, zal er niet blij mee zijn geweest, dat hij voor alle hem aangeboden functies bedankte. Durfde Krayenhoff het niet aan om belangrijke verantwoordelijkheid te nemen? Kennelijk was dat de koning allemaal te veel, en besloot deze om zelf dan maar voor Krayenhoff te beslissen. Want in Tydeman blz.61 lezen we: “Op den 27sten Mei 1809 werd hij, reeds des morgens ten 5 ure, bij den Koning ontboden, en terwijl deze nog te bedde was, het slaapvertrek ingetreden zijnde, zeide hem Zijne Majesteit, aan hem Generaal eene zaak van belang te hebben mede te deelen, nadat Hoogstdezelve zou zijn opgestaan; hem inmiddels verzoekende zich aan een klein tafeltje, bij een der glasramen staande, neder te zetten, om eenige daarop liggende brieven te lezen, en den korten inhoud van dezelve op den kant aan te teekenen (afb. 4). De Koning opge staan zijnde en zich geheel aangekleed heb bende, kwam bij den Generaal, vattende zijne beide handen, zeggende: Mijnheer KRAYEN- HOFF, gij hebt mij een en andermaal gewei gerd, over U reedsberaamde schikkingen, alle strekkende ten bewijze van het in U gestelde vertrouwen, aan te nemen; doch het oogenblik is nu gekomen, dat ik van U niets anders wacht dan onderwerping en gehoorzaamheid, zonder de minste tegenkanting; Gij zult het Ministerie van Oorlog aannemen, waartoe ik U gister Afb. 1. Gezicht op het rampgebied in Leiden Afb. 2. De overstromingen langs de IJssel in 1809 Jan J.B. Kuipers, Vrijheid Gelijkheid Broederschap, blz. 94, ook het hiervoor genoemde over de ramp. 4 2023-3 De Hollandse Cirkel 2023-3 De Hollandse Cirkel 1 2 3 Afb. 3. De Koning in gevaar tijdens de inspectie van de watersnood in 1809 Krayenhoff benoemd tot Minister van Oorlog We gaan nu verder met het jaar 1809, met als uitgangspunt weer de door Tydeman gepubli ceerde, door Krayenhoff zelfgeschreven tek sten. Waarschijnlijk n.a.v. het voorgaande ge beuren lezen we op blz. 60/61: “Bij Decreet van den 21sten Januarij 1809 creëerde de Ko ning een Comité Centraal voor den Waterstaat, waarbij de Generaal KRAYENHOFF den vol genden dag (22 Januarij) tot lid benoemd werd: doch zijne veelvuldige bezigheden en de her haalde reizen, welke hij verpligt was met de Koning te doen, gedoogden niet dat hij de ver gadering van dat Commité geregeld bijwoonde, waarom hij dan ook als Lid van hetzelve, op den 27sten Maart daaraanvolgende, zijn ont slag verzocht en bekwam. Weinige dagen later, na het einde van eenen maaltijd dien de Ko ning aan zijne Ministers gaf, en waarbij de Generaal KRAYENHOFF mede genoodigd was, riep de Koning hem ter zijde, en bood hem de Administratie van den geheelen Water staat, tot een afzonderlijk Ministerie gebragt, Tydeman, Levensbijzonderheden blz. 58. Jan J.B. Kuipers, Vrijheid Gelijkheid Broederschap, blz. 91, ook het hiervoor genoemde over de ramp. Idem, blz. 92+94

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

De Hollandse Cirkel (DHC) | 2023 | | pagina 13