100
101
avond benoemd heb; oogenblikkelijk zult gij
van hetzelve de Portefeuille van den Generaal
JANSSENS gaan overnemen, en dadelijk in
functie treden, terwijl ik U heden middag ten 5
ure zal verwachten, om den Ministeriëlen eed
in mijne handen te komen afleggen”. In het
vervolg lezen we dat hij de koning antwoordt
dat “hij tot de verlangde onderwerping en ge
hoorzaamheid wel moest bereid zijn”. Hij pro
beerde nog wel de Koning ervan te overtuigen
dat hij niet de juiste persoon voor die functie
zou zijn, maar die bleef bij zijn besluit. Die
zelfde morgen was hij al om 8 uur in het bezit
van de portefeuille van het Ministerie.
Krayenhoff wordt dus de opvolger als Minister
van Oorlog van Jan Willem Janssens, dezelfde
die op 4 maart 1808 de Instructie voor de Géo-
graphische Ingenieurs nog heeft goedgekeurd.5
1809 op alle fronten een Rampjaar
En het bleef een echt rampjaar. Ik citeer
Krayenhoff verder (blz. 62/63): “Twee groote
gebeurtenissen kenmerkten bijzonder het be
langrijke tijdvak, waarin de Generaal
KRAYENHOFF deze hooge waardigheid heeft
bekleed. De eerste was de landing der Engel-
schen in het eiland Walcheren, nabij het Fort
den Haak, tusschen den 29sten en 30sten Julij
in den nacht voorgevallen (afb. 5), en waarvan
hij nog dienzelfden dag door een telegraphisch
berigt kennis kreeg, op een oogenblik, dat de
Koning naar Aken afwezig was, om Hoogst-
deszelfs Mevrouwe Moeder, zich aldaar be-
vindende, een bezoek te geven, en van welk
onverwacht vertrek Zijner Majesteits Ministers
niets dan van ter zijde wisten.” [C.H. van
Meijgaard schrijf op blz.23 van zijn boek De
Genie in de Bataafs-Franse Tijd over de lan
ding van de Engelsen: “Dit kwam niet onver
wacht, want reeds op 5 juli had Koning Lode-
wijk Napoleon opdracht gegeven aan
Krayenhoff, die sedert 26 mei 1809 minister
van Oorlog was, tot verhoogde waakzaamheid
langs de gehele kust en in het bijzonder voor
het gebied van de Zeeuwse en Zuidhollandse
eilanden”. Het zat de nieuwe minister van
Oorlog dus niet erg mee, 2 maanden ervoor pas
benoemd, en dan nu meteen de invasie van de
Engelsen in Walcheren! De tekst van Krayen-
hoff6 vervolgt met: “Allermoeijelijkst was de
toestand, waarin zich de Minister van Oorlog
bevond: want behalve de afwezigheid van den
Koning, was buitendien Hoogstdeszelfs Armée
voor meer dan twee derde gedeelten buiten het
Rijk te velde, zoo in Spanje, als in Westphalen;
van het achtergeblevene kleinste derde, maakte
Zijner Majesteits Garde het grootste gedeelte
uit. Deze lag nu in de nabijheid van de vesting
Naarden gecampeerd, onder het bevel van den
Luitenant-Generaal TARAYRE, doch vermogt
nimmer eenige beweging te doen, dan op pa
tent door den Koning eigenhandig onderteek-
end. - De Minister van Oorlog had dus de
magt niet, om over het eenige nog disponibel
geblevene corps te beschikken; en moest dus
verwachten, dat, bijaldien hij al eens aan het
zelve de order gaf om tegen den vijand op te
trekken, daaraan door den commanderenden
Generaal niet zou gehoorzaamd worden. In
deze onzekerheid waagde hij het echter, om
den Luitenant-Generaal TARAYRE tot zich te
ontbieden en denzelven, na opening van zaken
gegeven te hebben, stellig af te vragen, of hij
met ’s Konings Garde, daartoe door hem Mi
nister patent afgegeven zijnde, den marsch naar
Bergen-op-Zoom, eene zeer gewigtige vesting
in deze oogenblikken, welke boven alles be
hoorde bezet te worden, zou willen aannemen?
De Generaal TARAYRE, door den drang der
omstandig heden, van de noodzakelijkheid van
dezen te nemen maatregel overtuigd, draalde
geen oogenblik om tot dit voorstel van den
Minister te accederen; vertrok terstond naar
het Camp van Naarden terug, en stelde op be
komen patent, nog dienzelfden nacht ’s Ko
nings Garde in beweging naar Gorinchem,
waar men middelerwijl de noodige order stelde
om de troepen op voertuigen verder naar
Bergen-op-Zoom over te brengen: eene ma
noeuvre, die met zoo veel orde en snelheid
vervolgens is uitgevoerd, dat deze vesting,
reeds in den namiddag van den tweeden dag,
door ’s Konings Garde was bezet; aan hetwelk
men hoofdzakelijk het mislukken van den toe
leg der Engelschen, om Antwerpen te bemees-
teren, en aldaar de maritime etablissementen te
vernielen, heeft toe te schrijven”. Met deze
laatste tekst eist Krayenhoff als het ware de
nederlaag van de Engelsen voor zichzelf op.
Omdat deze “Mislukte Engelse Expeditie naar
de Schelde” ook in het boek van Jan J.B.
Kuipers, een geboren Zeeuw, wordt beschreven
(blz. 97 t/m 103), volgt er nu een kort overzicht
van zijn verslag. )Het duurde tot maart
1809, voor men aan de Engelse kant] besloot
om daadwerkelijk een expeditie naar Walche
ren en de Westerschelde te wagen. Wat later
werd in dit plan ook Antwerpen betrokken,
met als doel de werven en arsenalen te vernie
len en het Franse eskader op de Schelde on
schadelijk te maken. Walcheren telde de
versterkte garnizoensplaatsen Veere, Middel
burg en Vlissingen. Twee forten (Den Haak en
Rammekens), bezaten weliswaar een aantal
batterijen, maar verkeerden in slechte toestand.
In zowel Veere als Middelburg, als vestingen
tamelijk waardeloos, was een bataljon van het
5e Hollandse linieregiment gelegerd. Het
maakte deel uit van een apart Zeeuws Legioen,
door Koning Lodewijk Napoleon opgericht in
1807, dat uitsluitend bestond uit inheemsen.
Walcheren gold namelijk als zeer ongezond
voor militairen van buiten, vooral wegens de
‘Zeeuwse koortsen’, een vorm van malaria en
waarschijnlijk dysenterie, waardoor steeds een
derde van de soldaten in het hospitaal verbleef.
Deze koortsen zouden veroorzaakt worden
door de talloze muggen, die in brak water
broedden en Walcheren in zomer en najaar
hevig teisterden. Bij Westkapelle was een
kamp ingericht, waar de Franse bezetting in
het koortsseizoen bij toerbeurt verbleef. Zoveel
als mogelijk was werden de Franse linie-
troepen gespaard. Het door Frankrijk in 1807
geannexeerde Vlissingen was sterker dan de
andere stadjes op het eiland. Het had een werf,
twee havens en een dok. Aan de zeezijde
bevond zich een bakstenen wal met enkele
batterijen; de landzijde was versterkt met lage
aarden wallen en nogal bouwvallige bakstenen
bastions, dit alles voorzien van geschut. De
bezetting van Vlissingen bestond uit ruim
5.000 man van diverse pluimage: Ierse, Pruisi
sche en koloniale troepen, veteranen en ge
strafte deserteurs.” Tot zover het verslag van
Kuipers over de gebeurtenissen aan de Wal-
cherense kant van de Westerschelde, maar
hierna geeft hij een overzicht van de situatie
aan de overkant van de Westerschelde, dus de
noordkant van Zeeuws-Vlaanderen. “Bij Cad-
zand lagen ten tijde van de Britse aanval drie
honderd man van de (Franse) Nationale Garde,
die enkele kustbatterijen en de grote batterij
Afb. 5. Landing van de Engelsen in Walcheren,
1809
Kraijenhoff krijgt van koning Lodewijk
het ministerschap van Oorlog opgedragen.
Gravure naar een tekening van Charles
Rochussen
Afb. 4. Lodewijk Napoleon draagt Krayenhoff op
het ministerschap te aanvaarden
I
v*a
L
wu
-
2023-3 De Hollandse Cirkel
2023-3 De Hollandse Cirkel
5 DHC 2022-4, blz.135.
6 Tydeman, Levensbijzonderheden blz.63.