De Werkgroep Geschiedenis der Geodesie,
de voorloper van de Stichting De Hollandse Cirkel
berichten
Jan Stehouwer
90
91
Dit jaar is het 25 jaar geleden dat de Stichting
De Hollandse Cirkel (DHC) is opgericht. In het
nummer (DHC 2023-1) stond een interview
met een van de oprichters, namelijk Leen
Aardoom. In dat interview noemt hij terecht
dat de voorloper van de DHC, de Werkgroep
Geschiedenis der Geodesie, is ontstaan uit een
initiatief van H.C. Pouls, die in mei 1979 in het
Nederlands Geodetisch Tijdschrift een artikel
geplaatst heeft van 6 pagina’s (blz.77 t/m 82)
onder de titel: “Heeft de geodeet geen belang
stelling voor het verleden?”. Hierin geeft hij
een uitvoerig overzicht van welke uitvindingen
van Nederlandse landmeters er door velen, ook
buiten onze landsgrenzen, zijn overgenomen.
Het verbaast mij, dat hij dit artikel juist in het
NGT heeft geplaatst, het vakblad van de hoger
opgeleide geodeten, en niet in Geodesia, het
blad waarvoor hij kort daarvoor nog enkele
uitgebreide artikelen had geschreven. In Geo-
desia van januari 1979 stond het artikel “Een
historische instrumenten verzameling”, waarin
hij in bijna 9 pagina’s de door hem ingerichte
den. In Geodesia van juni 1979 gaat de redac
tie van dat blad verder in op het artikel van
Pouls uit NGT van mei 1979. Zij hebben daarin
gelezen dat hij schreef: “Wat is er voor de op
richting van zo’n studiegroep nodig? In de eer
ste plaats een groep enthousiaste mensen met
grote belangstelling voor het verleden van ons
vakgebied in de ruimste zin van het woord, die
bereid zijn ook in hun vrije tijd zich hiermede
bezig te houden. Naar mijn mening moe
ten we voorkomen, dat deze studiegroep gaat
behoren tot één bepaalde ‘club’. Belangstellen
den uit alle lagen van de geodetische beroeps
bevolking moeten lid van deze studiegroep
kunnen worden.”
De redactie begreep waarschijnlijk dat de
meeste lezers van Geodesia niet het artikel uit
NGT gelezen zullen hebben! (afb. 2). Het pro
bleem van de twee afzonderlijke vakbladen
was echter snel opgelost: NGT79, 9e jaargang
no. 10, december 1979 vermeldt op de voorkaft
“Laatste nummer, zie blz.186”. Daar lezen we,
dat het Nederlands geodetisch tijdschrift per 1
januari 1980 zal toetreden tot de Stichting
Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde
(NGL), wat inhoud dat NGT gefuseerd wordt
met het tijdschrift Geodesia, en door de
stichting NGL zal worden uitgegeven onder de
naam Nederlands Geodetisch Tijdschrift
Geodesia.” De eerste 5 reacties die binnen
kwamen, toonden al wel duidelijk aan dat die
kwamen van lezers van het NGT, namelijk 4x
ir. (Scheffer, Muller, Waalewijn en Zorn) en
ing. Van der Werff. Op 20 juni 1979 heeft
Pouls hen bedankt voor de getoonde belang
stelling, en hij kwam met het voorstel om na de
vakantieperiode een oriënterende bijeenkomst
te houden op donderdag 30 augustus, omdat op
die datum de Nederlandse Vereniging voor
Geodesie een studiedag had georganiseerd bij
de T.H.-Delft. Er bleven meer reacties binnen
komen, van o.a. Jan de Graeve uit Brussel, K.
de Blaey, ir. H. Rietveld. Op de bijeenkomst
van 30 augustus werd besloten om een eerste
bijeenkomst te houden op maandag 8 oktober
in Utrecht. Hiervoor werden 13 personen uitge
nodigd. Op 9 oktober reageerde Muller en op
11 oktober dhr. A. Graafhuis, waarnemend
gemeentearchivaris van de Gemeentelijke
Archiefdienst Utrecht, met nuttige opmerkin
gen over hoe en wat de precieze doelstellingen
zouden moeten zijn. Op 5 november 1979
schrijft Pouls (afb. 3) in een brief aan de Rijks
commissie voor Geodesie dat de aanwezigen
hem hebben gevraagd om voorlopig het secre
tariaat op zich te nemen. Omdat men consta
teerde dat “de belangstellenden behoren tot de
tentoonstellingsruimte in het Geodesiegebouw
in Delft beschreef (afb. 1). In het zelfde num
mer “De landt-meeter in Belgie” door W.
Koopmans, 2/ blz. In nummer 7/8 van juli/
augustus 1979 kwam het artikel van Pouls (8/
blz.) “Winkelkruis - Astrolabium - Hollandse
Cirkel (1)”, gevolgd door in nr. 9, september
1979 het deel (2) 9/ blz. In diezelfde jaargang
van Geodesia verschenen nog meer historische
artikelen zoals in nr. 7/8 ook nog: “150 jaar
rivierkaarten van Nederland” door M.F. Boode
(11 blz.), “De invoering van het Kadaster in
Limburg”, 4 blz., “Het CTO 40 jaar” 4/ blz.
In nr. 5, mei 1979: “Oud landmetersgereed-
schap” door W. Koopmans, 5/ blz. “Honderd
jaar Rijkscommissie voor Geodesie” 4/ blz.,
door H. A. Schok en J. van Raamsdonk, “De
kartografie ten tijde van Gerard Mercator” (1)
en (2) resp. 6 en 10 pagina’s, Onderzoek
Minuutplans, 2 blz. door E. Muller, en nog in
nr. 12 “Kadaster en Hypotheken”, eveneens
van E. Muller, 3 pagina’s. Dat was in die ene
jaargang Geodesia nog meer dan we in één
jaargang van DHC kun
nen plaatsen! Al in Geo-
desia, 5e jaargang mei
1963 heeft Pouls een
artikel gepubliceerd over
“Barometrische Hoogte
metingen” die hij, toen
werkzaam als landmeet
kundige bij de Survey of
Kenia, heeft uitgevoerd.
Zoveel informatie over
de historie van ons vak
gebied daar zijn we bijna
jaloers op, en hij vraagt
zich dan af of de geodeet
wel geïnteresseerd is in
het verleden! Nu, met
zoveel informatie in dat
jaar kon dat alleen maar
met JA beantwoord wor-
Afb. 2. Het bericht in Geodesia van juni 1979
Afb. 1. De tentoonstellingsruimte in het Geodesiegebouw in Delft
2023-3 De Hollandse Cirkel
2023-3 De Hollandse Cirkel
EEN STUDIEGROEP VOOR DE
GESCHIEDENIS VAN DE
NEDERLANDSE LANDMEETKUNDE?
In zijn artikel „Heeft de geodeet geen belang
stelling voor het verleden?” (NGT mei 1979)
stelt ing H.C. Pouls dat het tijd wordt dat er ook
in ons land een studiegroep wordt opgericht,
die zich bezig houdt met de geschiedenis van
de Nederlandse landmeetkunde. Belangstellen
den uit alle lagen van de geodetische beroeps
bevolking zouden lid van deze studiegroep
moeten kunnen worden.
In verband met dit laatste lijkt het ons wenselijk
het laatste gedeelte van het artikel van de heer
Pouls hier over te nemen:
Wat is er voor het oprichten van zo'n studie
groep nodig? In de eerste plaats een groep en
thousiaste mensen met grote belangstelling voor
het verleden van ons vakgebied in de ruimste
zin van het woord, die bereid zijn ook in hun
vrije tijd zich hiermede bezig te houden.
In de tweede plaats een actieve medewerking
van landmeetkundige diensten en instellingen.
Vervolgens een overkoepelend orgaan, zoals
b.v. de Rijkscommissie voor Geodesie, onder
wiens „vleugels" deze groep werkzaam zal zijn.
Naar mijn mening moeten we voorkomen, dat
deze studiegroep gaat behoren tot één bepaal
de „club". Belangstellenden uit alle lagen van
de geodetische beroepsbevolking moeten lid
van deze studiegroep kunnen worden.
Verder zullen er ook financiële regelingen ge
troffen moeten worden, men kan en mag niet
verwachten dat de leden van de studiegroep alle
kosten zelf betalen.
Maar het allerbelangrijkste blijft het eerst ge
noemde punt: een groep enthousiaste mensen.
Is die eenmaal bij elkaar dan komt de rest ook
wel in orde. Teneinde hiertoe een aanzet te
geven stel ik voor, dat belangstellenden zich
met mij in verbinding stellen (schriftelijk aan het
adres Afdeling Geodesie, Thijsseweg 11, Delft
óf telefonisch 015-782587). Hopelijk komen er
voldoende reacties en kan er op niet al te lange
termijn een oriënterende bijeenkomst belegd
worden met alle geïnteresseerden.
I Uf M