13
neerleggen van het triangulatiepunt op de
begane grond, wezen de geodeten op een
tamelijk belangrijke helling van de toren.
Deze vaststelling bracht beroering onder de
Bruggenaren en moest beslist nagezien wor
den. Vóór deze naziening werden doordat
men nieuwsgierig was geworden de stads
archieven grondig nageplozen en uitgepluisd,
en werd de hand gelegd op de gegevens van
een verificatie van de toreninclinatie in 1604.
Het vraagstuk was dus werkelijk niet nieuw.
Nog andere opmetingen van latere datum
werden teruggevonden, maar het is opvallend
dat bij alle deze verificaties het vraagstuk niet
volledig werd aangepakt en dat hierbij alleen
de helling werd bepaald van de verbindings-
rechte der zwaartepunten van boven- en on
dervlak van de Halletoren. Een dergelijke
methode zou kunnen wijzen op onrustwek
kende inclinaties, maar omgekeerd bestaat
eveneens het gevaar dat de gevolgtrekk:ngen
zo geruststellend zijn zouden, dat er geen
voldoende aandacht zou worden geschonken
aan een of meer delen van de toren, die wèl
gevaarlijke inclinaties zouden vertonen.
De nieuwe opmetingsmethode diende dus
rekening'te houden met de constructievorm
van de toren en zijn evolutie.
Laat ons de toren eens nader bezien. Het
belfort maakt deel uit van de Hallen en
wordt daarom ook dikwijls Halletoren" ge
noemd. De hallen zelve strekken zich uit over
een vierhoek van 84 m lengte op 43 m
breedte met in het midden een open binnen
koer (tijdens de opmetingen gebruikt voor
het verrichten van controlemetingen). De op
bouw ervan nam een aanvang in 1248. Het
belfort is gericht naar de „Grote Markt" en
bestaat uit drie secties:
a. een parallellepipedum met vierkantig
basisvlak, deel uitmakend van de hallen,
begrensd door de doorsneden I en II van
bijgaande figuur:
b. een tweede parallellepipedum met vier
kantig basisvlak, opgetrokken tussen 1282
en 1296 tussendoorsneden II en III);
c. een achthoekig prisma tussen de door
sneden III en IV, afgewerkt in 1482.
In werkelijkheid zijn deze constructies niet
volkomen regelmatig en de symmetrieassen
van deze verschillende delen zijn niet con
centrisch. Het belfort heeft een totale hoogte
van ongeveer 80 m en draagt een be;aard
samengesteld uit 49 klokken met een totaal
gewicht van 28 ton. Tijdens één van de
beiaardconcerten werden de gedragingen van
de toren nauwkeurig opgetekend.
In 1954 legde de gemeentelijke overheid van
Brugge het gestelde probleem voor aan de
Speciale Dienst voor Algemene Opnemingen
en Plans (S.D.A.O.P.) van het Bestuur van
het Kadaster.
De werkzaamheden werden toevertrouwd
aan de Heren Huys en Vancaillie, meetkun-
digen-schatters van onroerende goederen,
onder de leiding van de Heer Huys. De be
rekeningen werden, onafhankelijk van de
door de landmeters uitgevoerde, nagezien
door de Heer Leclercq, controleur van het
Kadaster te Brugge.
A. Het principe van de methode.
Uit de voorgaande opmetingen was gebleken
dat de helling van de toren nooit met een
zeer grote nauwkeurigheid werd berekend.
Een onderlinge vergelijking van al deze op
nemingen was onmogelijk omdat niet alleen
de methodes verschilden, maar tevens ver
schillende voorwerpen werden gemeten (as,
gevel-oost, gevel-west).
Een eerste verkenning ter plaatse wees al
dadelijk uit dat het beslist noodzakelijk was
de toren in al zijn details op te nemen cn
dat men niet kon volstaan met één of twee
gevels. Iedere muur, iedere zijde heeft inder
daad zijn eigen inclinatie, met uitzondering
van het achthoekig gedeelte dat een zuiver
meetkundige vorm heeft. De twee andere
delen zijn zeer onregelmatig van vorm en de
drie gedeelten, de ene op de andere ge
plaatst, vertonen een sterke excentriciteit.
Het werd dus volkomen duidelijk, dat alle
details van boven- en basisvlak van elk der
drie delen van de toren dienden opgemeten
te worden: mits een loodrechte projectie van
deze torendelen in eenzelfde horizontaal vlak,
ontstaat dan de mogelijkheid de zwaarte
punten van elk vlak onderling te vergelijken.
De volgende opmetingsmethode werd aldus
gekozen:
Met behulp van een theodoliet de toren, over
gans zijn hoogte, snijden door een verticaal
vlak dat derwijze wordt aangelegd, dat in
elk op te meten torenvlak een punt kan ge
materialiseerd worden behorende tot dat
verticaal vlak. Deze punten berekenen in lo
kale coördinaten X, Y en Z uit een lokaal
driehoeksnet.
In elk torenvlak een veelhoekslijn aanleggen
met vertrek in de bovenvermelde punten en
wel zo dat de opneming van alle details van
de toren mogelijk wordt. Al de opgemeten
punten worden dan ten slotte orthogonaal
geprojecteerd in een horizontaal vlak.