Een welkom aan
„GEODESIA"
en aan het Nederlands
Genootschap
voor Landmeetkunde
door Prof. Dr. Ir. W. Schermerhorn, directeur van
het Internationaal Opleidingscentrum voor lucht-
kaartering te Delft.
Bij het jubileum van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat in 1956 schreef ik voor
de jubileumuitgave een artikel, dat de geschiedenis van ontstaan en werk van de Meetkundige
dienst bedoelde vast te leggen. In het eerste nummer van het nieuwe tijdschrift „Geodesia"
van het Nederlands Genootschap voor Landmeetkunde zou het bijzonder op zijn plaats
zijn, als parallel van het eerstgenoemde artikel, niet over diensten maar over de mensen
te schrijven d.w.z. de geschiedenis te schetsen van de geleidelijke ontwikkeling van de ver
schillende gradaties van technici, die thans werkzaam zijn in één van de veelvuldige landmeet
kundige organen in ons land. Zonder twijfel zou men daarbij hier en daar terug kunnen
grijpen op de geschiedenis van de Meetkundige Dienst. Immers, indien ik mij niet vergis,
verscheen in deze dienst voor het eerst in ons land de landmeetkundige ambtenaar naast de
tekenaar. Ik zag een lange weg afleggen in de bijna 40 jaren sedert ik begon te werken met
personeel, dat bepaald niet als geschoold mocht worden beschouwd, tot het peil van de
huidige Meetkundige Dienst werd bereikt. Ook in de kadastrale dienst was het een langzaam
proces, waarover in allerlei stijlen is gediscussieerd. In de twintiger jaren werd de gedachte
verguisd, thans is de meting van splitsingen van percelen door middelbaar personeel normaal.
Is zulk een ontwikkeling nu maakwerk van vakverenigingen en enkelingen, of is deze
het gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, die hun oorsprong vinden zowel in
technische als in sociaal-economische verschuivingen? Wie een vergelijking maakt tussen
de apparatuur, waarmee men 40 jaar geleden omging en het arsenaal van vandaag moet
3
Van het allernieuwste
(tellurometer)