7
S/-veld in het referentiepunt S0 op een fase
p'oSo. in het algemeen ongelijk aan 0, dan is
op het tijdstip t( deze fase geworden:
p'i.So p'oSo j,to n,-. Het faseverschil
A PSo P i So Pi.So P o.So
zal dus in Sn steeds aanwezig blijven, onge
acht het waarnemingstijdstip Hieruit volgt
reeds, dat in ieder punt 5 van het gemeen
schappelijk stralingsveld steeds een gelijk
faseverschil A Ps p's Ps aanwezig zal
zijn, onafhankelijk van het tijdstip van waar
neming t{, omdat ieder punt in principe als
referentiepunt kan worden genomen.
In formule gebracht, is overeenkomstig for
mule 2b: p'i.s p'iso qsosi qssi. zodat
p'i.s pi.s A ps (p'i.So Pi.So) (qsosi
<7scm) (qssi <?sm) p'oSo (qsosi
qsoM) (qssi Qsm), derhalve onafhanke
lijk van het tijdstip ft.
Natuurlijk zal A ps weer kleiner dan 1 moe
ten zijn, zodat in deze formule aan het tweede
lid eventueel 1 of 1 moet worden toe
gevoegd.
Door synchronisatie der zenders zal men
p'oSo kunnen wijzigen, zodat men ook kan
zorg dragen, dat deze A p voor een bepaald
punt gelijk 0 is; in de praktijk van het decca-
systeem is hiervoor de Master genomen.
Figuur 2 illustreert de daaruit voortvloeiende
faseverschillen p'p voor punten op de lijn
MSI. de zg. basis, afgeleid uit de fasen p en
p' voor een momentopname. Het is gemakke
lijk in te zien, dat voor alle punten op het
verlengde van de basis aan de zijde van de
Master deze A p 0 zal zijn en tevens,
dat deze A p constant zal zijn voor alle pun
ten op het verlengde van de basis aan de
zijde van de Slave, in ons voorbeeld 0,25.
De faseverschillen zijn aangeduid door mid
del van een wijzerstand op een wijzerplaat.
In de praktijk van het deccasysteem is dit
dienovereenkomstig gerealiseerd. Deze fase
verschillen worden nl. aldus aangewezen op
zg. decometers. Onafhankelijk van de tijd
wijzen deze dus steeds voor een punt van het
gemeenschappelijk stralingsveld een bepaalde
stand aan. De meetkundige betekenis van dit
faseverschil dient nog nader te worden on
derzocht.
Bij toepassing van de deccasynchronisatie is
dus het uitgangspunt, dat p, m p'lmZodat
voor een willekeurig punt S nu
De afstanden MSI, SM en SSl zijn daarbij
respectievelijk uitgedrukt als:
MSI (rriMSi -f~ qMsi) X
SM (msM qsMX
SSl (mssi qssi) X
a MSI SM SSl
zodat A p—
A
rri{MSi+SM - ssi),
m.a.w. de decometer geeft aan het aantal
malen, dat de lengte-eenheid X begrepen is in
de afstand MSI SM SSl na aftrek van
het aantal gehelen. Of duiden we het getal
MSI SM SSl
aan door l, het zg.
A
lane nummer, dan is dus A p m, waar
bij m is het aantal gehelen, begrepen in l.
n f MSl+SM—SSl,.
De punten, waarvoor (3)
A
constant is, in welke formule reeds MSI en X
constant zijn, dus waarvoor SM-SSl con
stant is, zijn punten met een gelijk afstands-
verschil ten opzichte van 2 gegeven punten
M en SI, zijn derhalve gelegen op een hyper-
booltak. Variëren we l, dan ontstaan andere
hyperbooltakken als meetkundige plaats, die
confocaal zijn, omdat de brandpunten M en
SI steeds gelijk zijn.
We willen nu de meetkundige plaats con
strueren van de punten, waarvoor Ap 0.
Voor deze constructie bepfejrken we ons tot
punten, die in de fase p/smhz p'iS zijn. In
Syf
(referentiepunt)I
en
waardoor A ps
pi.S pi.M qsM
p'i.s p'lm qMSt qssi,
qMSi qsM qssi-
Figuur 2.