37 (in het westen) tot de Oder-Neisselinie, stonden de Poolse landmeetkundigen voor de opgave, binnen de kortst mogelijke tijd en tegen de laagst mogelijke kosten de overheid de gegevens te verschaffen, nodig voor het militaire apparaat en voor de ruimtelijke or dening op nagenoeg alle gebieden van het economisch leven. Grondslag voor de metin gen moest zijn een uit het niets te stampen eenheidsnet van drie- en veelhoekspunten over het gehele land. Niet alleen triangulatie en het leggen van hoofdveelhoekskettingen was hier noodzakelijk, maar ook een nauw keurigheidswaterpassing van de nieuwe re publiek. Na-oorlogs Polen, dat betekende een land met totaal verschoven grenzen, een Staat, waarin een zeer groot deel uit voormalig Duits gebied bestond. Wij ouderen herinne ren ons nog wel de tijd, waarin Wroclaw nog Breslau heette, de Oder tot Ratibor door Duitsland stroomde, heel Pommeren en Ma- soerenland (denk aan Danzig en Konings bergen) nog tot de Duitse republiek behoor den. Heel dit gebied was met een net van driehoekspunten overdekt, punten van onge kend goed gehalte, ook voor de kritisch- kijkende na-oorlogse Polen. Elders in dit land waren echter hele streken -in totaal meer dan 120.000 vierkante kilometer - waar geen enkel triangulatiepunt aanwezig was. Ook kende Polen nog gebieden, waar driehoeksnetten bestonden, zonder samen hang met elkander, als droog zand aan elkaar hangend, zo iets als in Nederland in het be gin van de 19e eeuw bij de kadastrering dei- gemeenten het geval was. Van ,,Gupk" tot P.P.G. In september 1945 nauwelijks door de Russen te paard gezet, riep de Poolse „volksrege ring" een sterk-gecentraliseerde nationale landmeetkundige dienst in het leven; de „Glówny Urzad Pomiarów kraju", naar Russisch voorbeeld de Gupk genaamd. In de korte tijd van haar bestaan was de Gupk niet alleen opdrachtgeefster, en uit voerster, maar ook opzichtster en beheerdster van alle in Polen gedane landmeetkundige werkzaamheden. En dat waren er niet wei nig, want niet alleen de opbouw van het dooi de oorlog verwoeste land vroeg daar gelijk hier planning en nog eens planning, maar ook het Poolse driejarenplan en vooral de investe ringsplannen verbonden aan het grote zesjarenplan eisten veel activiteit van het gebundeld landmeetkundig potentieel. Bo venal: de landmeetkundige grondslag, het rijksdriehoeksnet. Ik weet niet of men in Polen al te zeer er voer, dat een rijksdienst de neiging heeft ietwat log en stroef te werken. In ieder geval onderging in 1949 de landmeetkundige orga nisatie een verandering. In dat jaar werd de Gupk opgenomen in een vlotter werkende zelfstandige staatsonderneming, een soort landmeetkundig Staatsbedrijf als bij ons de Spoorwegen of de Posterijen, de ,,Panst- wowe Przedsieborstwo Geodezyjne", waar aan o.a. werd opgedragen, de Staat aan een meetkundige grondslag te helpen. In den beginne, in het aanvangsstadium der werkzaamheden aan de triangulatie van ge heel Polen, bezat men nog geen soort Poolse H.T.W., waarin klaar en duidelijk de meest- moderne methode werd aangegeven, om tot het best-mogelijke resultaat te geraken. De beginperiode is die van een zoeken en tasten. Duidelijk was alleen, dat op de ouderwetse manier van driehoeksmeting men er niet zou kunnen komen. Polen is in het algemeen ge nomen een nogal vlak land met een geringe bevolkingsdichtheid. Dorpen en steden, zoals in Nederland en België, met een rijkdom aan hoge torens, zijn er zeldzaam. Zou men dus een driehoeksnet van de eerste orde met pun ten, regelmatig over het reusachtige land ver deeld op afstanden van 30 tot 50 kilometer, dan was men gedwongen houten torens te bouwen van 60 tot 170 meter hoogte. Ging men evenwel over tot het leggen van een triangulatienet, waarvan de hoekpunten op afstanden van ongeveer 20 kilometer lig gen, dan kon men met zeer lage bouwsels volstaan. Zoeken en tasten. Aanvankelijk lag het mede hierom in de be doeling, dat de Gupk een triangulatie zou uitvoeren zonder de gebruikelijke indeling in volgorde van belangrijkheid der vaste punten. Geen punten van de eerste orde enz. Een net van duizenden triangulatiepunten zou over Polen worden gelegd met driehoekszijden van ongeveer zes kilometer. Gelijktijdig zou dan dit net worden verdicht door het meten op de triangulatiepunten van voorwaartse richtingen naar punten van meer plaatselijk belang. Op afstanden, niet al te ver van elkaar gelegen, zouden dan basismetingen worden verricht en astronomische plaatsbe palingen. Inderdaad zijn in de jaren 1947 en

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1959 | | pagina 17