1948 alle „geplande" basismetingen verricht. Tijdens de uitvoering der werkzaamheden won echter meer en meer de gedachte veld, dat een dergelijke methode niet bij machte is een hoofddriehoeksnet te vervangen. Te meer, toen in de theorie over het gebruik van een aantal driehoekspunten van het te schep pen net als triangulatiepunten der eerste orde een aantal leemten werd aangewezen en bc vendien, toen kon worden aangetoond dat de bewerking van een hoofddriehoeksnet over geheel Polen veel minder tijd zou vergen, dan gedacht werd. Zo begint dan ondanks weerstand uit de kringen der aanhangers van de oorspronke lijk gevolgde methode in 1948 het werk aan de nieuwste triangulatie die Europa kent. Het skeletnet van de hoofdtriangulatie van Polen heeft de vorm van een dubbele drie hoeksketting, waarvan de beide delen gemid deld 150 kilometer uiteen liggen. De ketting omvat zo kransvormig een „leeg" gebied van 30.000 a 40.000 vierkante kilometer. In de knooppunten hebben basismetingen plaats gevonden. De landstreken binnen de kettingkrans zijn door een „aanvullingsnet" overdekt, waarvan de punten ongeveer 8 km uiteenliggen. Ook hier op regelmatige afstanden basismetingen. Het aantal en de ligging ervan houdt echter verband met de plaats en de afstand van de punten der eerste orde. Hoekmeting geschiedde in de punten van het opvullingsnet door het zesvoudig meten der hoeken, en niet zoals bij ons door richtings meting. Hierbij wordt de T3 van Wild ge bruikt. Gelijktijdig verdicht men het net door bepaling van voorwaartse richtingen naar zekere objecten van meer plaatselijk belang. Eenheidssignalen. Het Poolse land is, zoals ik hiervoor reeds opmerkte, tamelijk vlak. Men moet er, door de betrekkelijk geringe dichtheid van de be volking (dorpen met kerktorens liggen ver uiteen) een druk gebruik maken van houten waarnemingstorens en hooggebouwde sig nalen. Hiertoe zijn enige typen van uitneem- bare en transportabele bouwsels ontwikkeld, waarbij ook van Russische vindingen op dit gebied is gebruik gemaakt. Uiteindelijk is men gekomen tot een eenheidssignaal, waar bij excentrische opstelling geheel is vermeden en waarbij het mogelijk is, gelijktijdig op een triangulatiepunt waarnemingen te verrichten èn dit punt vanuit andere waarnemingspos ten „in te snijden". Niet overal is het mogelijk, de verdichting van het „Füllnetz" te verkrijgen door de be paling van voorwaartse richtingen ofwel door het meten van een snelliuspunt. Beboste ge bieden en streken die door bijzondere om standigheden een zeer sterke verdichting van het aanvullingsnet nodig hebben, verkrijgen door hoofdpolygonering een groot aantal 38 Driehoeksnet met opvullingsnet der Poolse triangulatie.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1959 | | pagina 18