BAARLE-NASSAU
De enclaves in
door M. F. Ferwerda, Hoofd van de Landmeetkundige Dienst van
het Kadaster en Docent aan de Koninklijke Militaire Academie
te Breda.
Gaarne geef ik gevolg aan het verzoek van
de redacteur van „Geodesia" iets te vertellen
over het bovenstaande onderwerp, dat de
laatste tijd in het middelpunt van de publieke
belangstelling stond door het proces, dat voor
het Internationale Hof van Justitie te 's Gra-
venhage is gevoerd en waarbij onze Zuider
buren in het gelijk zijn gesteld. Het ligt niet
in mijn bedoeling een uiteenzetting te geven
van het verloop van dit proces, maar eerder
aan de lezer een inzicht te verschaffen in het
ontstaan van een toestand, welke kadastraal
als een monstrum kan worden betiteld en
een buitenstaander de indruk moet geven van
een chaotische toestand. Toch durf ik gerust
te stellen, dat ten aanzien van het laatste
niets minder juist is en integendeel nauw
keurig is bepaald dat een bepaald perceel"
tot België dan wel tot Nederland behoort. Ik
kom hier nader op terug. Het gebied waar
het om gaat wordt aan de Noordoostzijde
begrensd door de Nederlandse gemeente
Alphen en Riel, aan de Westzijde door de
Nederlandse gemeente Chaam en aan de
Zuidoost, Zuid- en Zuidwestzijde door enige
Belgische gemeenten, terwijl hierbinnen 34
enclaves voorkomen, welke samen de Bel
gische gemeente Baarle-Hertog vormen.
Hoewel de plaats, ontstaan op de kruising
van de heirbanen Breda-Turnhout en Til-
burg-Hoogstraten, veel ouder moet zijn, komt
de naam Baerle voor het eerst in geschriften
voor in de stichtingsoorkonde van de Abdij
van Thorn in het jaar 992. De abdis van
Thorn had haar „kasteel" in Baerle (Loove-
ren); deze abdis, Hilsondis, gehuwd met
Ansfried, graaf van Roer en Teisterbant,
verkreeg door haar echtgenoot het volle bezit
van Thorn van de keizers Otto I en III bij
charters van 966 en 984. Na 984 kreeg zij
toestemming tot stichting van de Abdij om
daar met haar dochter Benedicta verder als
non te leven. Hieronder viel ook Baerle,
waar zij het altaar van St-Remigius stichtte.
Vanuit de abdij van Thorn werd Brabant
ontgonnen tot de beneden-Donge en Wes
telijk tot voorbij Etten (de Striene).
Dat het gebied veel ouder is, bewijst een
oude Germaanse begraafplaats op de Bedafse
heide, d.i. de omgeving waar de H. Wille-
brord het evangelie verkondigde. In een der
kronieken wordt van Willebrord gezegd, dat
hij: „gaande van Pippelo (Poppel) naar
Alfeim (Alphen) de graven der vaderen
links liet liggen". Dit vond plaats omstreeks
709 te Alphen, waar toen 11 huisgezinnen
vertoefden. Bij opgravingen zijn voorwerpen
aangetroffen van Germaanse, Proto-Saksi-
sche en ook Romeinse oorsprong, thans
grotendeels ondergebracht in een onlangs
geopend museum te Alphen ter gelegenheid
van het dit jaar gevierde 1250-jarig bestaan
van deze plaats. Aangenomen mag worden,
dat deze streken tussen 300 voor en 300 na
Chr. reeds bewoond waren.
Volgens Professor van der Hoeven heeft de
verdeling van Baerle plaats gehad bij een
charter van 1190. Nadat Godfried van Scho
ten (11861235) aan Hertog Hendrik I van
Braband het kasteel van Breda met al het
daarbij behorend land ten Zuiden van de
Hage (Princenhage)zoals zijn voorzaten
het als een allodium hadden verkregen, had
afgestaan, werd dit gebied daarna als leen
terug ontvangen, maar aanmerkelijk vergroot!
Het aldus aan de Heren van Breda in leen
gegeven gebied, met uitzondering van de
cijnsgoederen voor welke „laathoven" waren
ingesteld en die de Hertog voor zich zelf
reserveerde, werd uitgebreid met de niet-ge-
cultiveerde gronden de „vennen". Ook
pastoor Juten in zijn standaardwerk „De pa
rochiën van het Bisdom Breda" komt tot een
zelfde conclusie.
In 1363, bij het instellen van de „Zaterdagse
markt" te Turnhout, een keur van Maria van
Brabant, wordt Baarle-Hertog bij de Vrijheid
van Turnhout gevoegd.
De cultivering van het gebied, met Thorn als
23