Het interpreteren van de beeldinhoud bij bet fotogrammeiriscb kaarteren 47 door H. Meijer Ing., Landmeetkundig Hoofdambtenaar bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, afd. fotogrammetrie Bij het interpreteren van de beeldinhoud van een foto zouden we ook kunnen zeggen: Het herkennen van wat we zien. De taak van de fotogrammeter begint n.l. bij het herkennen van hetgeen hij ziet, wanneer hij de beeldin houd van een luchtfoto in kaart wil brengen. Hij moet als het ware de diverse dingen bij hun naam kunnen noemen. We zouden het ook als volgt kunnen formuleren: De waarne mer moet uit de aan de ogen toegevoegde ste reogrammen (in de vorm van twee elkaar overlappende luchtfoto's) de terreinsvoorwer- pen en de details daarvan herkennen. Hij moet dus in staat zijn te noemen: dit is een huis, dat is een sloot, dit is een dijk; en ook: dit is de nok van het huis, dat is de insteek van de sloot, dit is de teen van de dijk, enz. Nu stellen we ons de vraag: Wanneer herkent de waarnemer de diverse terreinsvoorwerpen en hun details? Het is niet zo eenvoudig hierop een duidelijk antwoord te geven. De zielkunde leert ons, dat men iets herkent, wanneer er in de geest reeds een voorstelling van het betrokken object aan wezig is. Deze voorstelling wordt in het alge meen door de een of andere oorzaak in het be wustzijn teruggeroepen. Bij de fotogramme trie dus door het beeld van de luchtfoto's met het oog waar te nemen. Dit waarnemingsbeeld versmelt als het ware met de voorstelling die reeds in de geest aanwezig is en de her kenning volgt. Dit proces staat bekend als het assimilatieproces. Onder een voorstelling verstaat men datgene wat in de geest achterblijft na een waarne ming. Het ligt voor de hand, dat we bij een waar neming in de meeste gevallen denken aan het zien. We nemen iets waar met de ogen, met andere woorden we zien iets. Hieruit kan men licht de foutieve conclusie trekken, dat waar nemen en zien ongeveer hetzelfde betekenen. Maar dit is niet helemaal waar. Onder het waarnemen moet men veel en veel meer verstaan. We zijn immers ook in staat, een geluid waar te nemen met het oor, of een ruw oppervlak met de vingers, enz. Ook een blinde kan een dijk waarnemen en krijgt daardoor een voorstelling van een dijk. We vragen ons echter af: hoe en wat neemt iemand die blind is, waar van een dijk? Wel, hij heeft op de kruin van de dijk gelo pen en voelde weldra aan de stand van zijn voeten, waar de helling begon, of de dijk- kruin plat of rond was, enz. Door de helling

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1959 | | pagina 3