50 en de richting van het pijltje gelijk is aan de opnamerichting. Als we alleen de luchtfoto's 13 en 14 bekijken, dus zoals de waarnemer dat doet, dan moet de juiste, heldere voorstelling van het terrein worden opgeroepen. We zullen echter zien, dat nu, door ook de terrestrische foto's 4, 5 en 6 te bekijken, we daarna in de luchtfoto's meer details herken nen. De terrestrische foto's moeten in dit geval de voorstellingen vormen, die door de luchtfoto s dan weer worden opgeroepen. Het is natuur lijk niet doenlijk om van alle details terrestri sche stereo-opnamen te maken, daarom is het voor de fotogrammeter van het grootste be lang, over een zo groot mogelijke sortering Foto nr. 13 heldere voorstellingen te beschikken. Ten slotte willen we nog nagaan, hoe we er toe kunnen bijdragen, dat aan deze voorwaarde zoveel mogelijk wordt voldaan. We nemen gemakshalve weer een voorbeeld en wel de voorstelling van een dijk: Er zijn mensen die nog nooit in hun leven een dijk gezién hebben (in dit verband moesten we eigenlijk zeggen: waargenomen hebben). Toch hebben ze min of meer een voorstelling van een dijk, doordat ze erover gelezen heb ben; ze hebben plaatjes gezien, waar dijken op stonden en ze hebben iemand anders over dijken horen vertellen. Zo is, door verstande lijk redeneren, bij hen de voorstelling van een dijk gevormd, maar het is voor de hand lig gend, dat zo'n voorstelling vaak maar gebrek kig is en absoluut onvolledig. Het opgeroe pen beeld is namelijk helemaal afhankelijk van de persoon, die de voordracht hield of het verhaal schreef. En nu is het helemaal geen uitzondering dat zelfs deze persoon alleen maar over een voorstelling beschikte, welke door verstandelijk redeneren was opgebouwd. Denk maar aan de leraar aardrijkskunde. Hij vertelt over de bergen met sneeuwtoppen en over bijzonderheden uit verre landen, terwijl hij misschien nooit van zijn leven de grenzen van ons land heeft overschreden. Heeft onze fotogrammeter zijn ,,tweedehands"voorstel- ling van zo'n leraar, dan begrijpen we dat het voor hem, bij de kaartering, als onbruikbaar materiaal moet worden beschouwd, want zo dra er van details sprake is, is hij de kluts vol komen kwijt. De luchtfoto geeft nu eenmaal een onvolledig beeld (zwart-wit) van uit een uitzonderlijke standplaats bezien. Hierdoor wordt het zelfs mogelijk, dat de waarnemer zijn fantasie te hulp roept en de voorstelling completeert al- naar gelang zijn ontwikkeling. Foto nr. 15 Geheel anders wordt het, wanneer hij zélf de dijk heeft waargenomen (niet alleen bekijken maar ook over lopen, enz.). Nu kan de lucht foto beter de juiste, heldere voorstellingen op roepen. We moeten nu niet denken dat het zó is, dat alleen maar de juiste voorstellingen kunnen worden verkregen door telkens weer een extra reis naar het betrokken gebied te maken. Voor verschillende details is het nood zakelijk het terrein te bezoeken en goed „waar te nemen". Het overgrote deel der voorstellin gen wordt evenwel dagelijks gevormd en ge completeerd. Bij de gang van huis naar kan toor, bij een wandeling of een fietstocht. Tel kens en telkens weer vraagt een fotogramme ter zich af: Hoe zou dit of dat nu eigenlijk op de foto komen en die waterkant daar, wat zou ik daarvan maken als ik dat in het instrument zie? enz. enz. Daarom wensen we alle fotogrammeters een open oog toe voor hun omgeving en we zou den ze de raad willen geven: Trek er op uit, ook in uw vrije tijd. Neem het waar en ga waarnemen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1959 | | pagina 6