Van de redactie
Literatuuroverzicht
81
De toenemende vraag naar landmeetkundig werk van
goed gehalte en de daaruit voortkomende uitbreiding
van de diensten van de hogere en lagere overheid,
mitsgaders die van particuliere instellingen, heeft er
toe geleid, dat bij de organisatie van dit s p e c i a 1 i s-
t e n-werk een interne differentiatie wordt nagestreefd.
Men kan deze differentiatie ook opvatten als
een voortgaande specialisatie, omdat het werk in een
aantal onderdelen wordt gesplitst, die op hun beurt
weer worden toevertrouwd aan gespecialiseerde
krachten.
We hebben naast de landmeetkundige in het terrein,
de landmeetkundig tekenaar en de cartograaf,
de landmeetkundig rekenaar en de fotogram
me t e r. Het moet duidelijk zijn dat, hoe groot de
voordelen van zulk een differentiatie of voort
gaande specialisatie ook moge zijn, er toch
grenzen zijn die men niet ongestraft kan overschrijden.
Wij bedoelen dit: Elke bij het landmeten en kaarten-
maken betrokken werker moet een behoorlijk inzicht
hebben in het werk en de problemen van de ander.
Wie de examenprogramma's bestudeert van de N.L.F.
of van de P.B.N.A. kan constateren, hoe de opstellers
daarvan ook van deze gedachte zijn uitgegaan.
De man in het terrein moet bij het meten zich voort
durend rekenschap geven van de mogelijkheden en de
methoden van de rekenaars en de cartografen, zonodig
ook van de fotogrammeters. Terwijl omgekeerd de
man achter de rekenmachine of de coördinatograaf het
werk van de terreinman met een kritisch oog heeft te
bekijken en zonodig na toetsing heeft te attenderen
op onvolkomenheden. Men heeft in de vorige aflevering
van Geodesia, schrijvend over de foto-interpretatie,
zeer terecht de fotogrammeters willen aansporen hun
terreinkennis bij te houden en uit te breiden. Wij ho
pen zeer, dat over dit onderwerp nog meer artikelen
zullen verschijnen. Maar een ander punt is, dat de
fotogrammeter behalve over terreinkennis ook moet
beschikken over een behoorlijk inzicht in de mogelijk
heden van zijn collega in het terrein. In de techniek
van het terreinmeten, zowel die van de grondslag
meting, de paspuntbepaling en de hoogtemeting, als die
welke toegepast moet of kan worden bij de nave r-
k e n n i n g. Vooral dit laatste is een uitermate belang
rijk onderwerp, waaraan, naar wij hopen, dit tijdschrift
in de toekomst nog menige pagina zal besteden. De
ervaring leert, dat men dan juist te maken krijgt met
een complex van onderwerpen, waarbij in gelijke mate
betrokken worden: én de cartograaf, én de fotogram
meter én de landmeetkundige in het terrein, die allen
een vinger in de pap willen hebben. Men wordt weer
geplaatst voor de samenhang der dingen, die dwingt
tot integratie van bevoegdheden, kennis en er
varing van allen die erbij betrokken zijn.
Dit heenwijzen naar die samenhang der onderdelen zal
voor velen onder ons overbodig zijn en gelijken op het
intrappen van open deuren. Anderzijds is er in de er
varing van de dagelijkse praktijk alle aanleiding hierop
nog eens nadrukkelijk te wijzen. Dit zal een nog beter
begrip wekken voor de doelstellingen van het N.G.L.
en het door hem in het leven geroepen maandblad Geo
desia, dat dienstbaar moet zijn voor allen die bij
het landmeten en kaartmaken betrokken zijn. Maar
dan ook in een nog ruimer verband dan bovenbedoeld.
Want, goed beschouwd is bovenstaand betoog te zeer
betrokken op de interne organisatie. Zodra we op
het terrein van de externe organisatie treden,
doen zich echter dezelfde wetten gelden. Nooit kan
de man van de civiele techniek of van de cultuurtech
niek het kadaster negeren. De gereglementeerde samen
werking tussen de Meetkundige Dienst van de rijks
waterstaat en het Kadaster reeds 25 jaar oud is
daarvan een treffend bewijs.
Dit zijn zo de overwegingen van de redactie, die zij
de lezers voorlegt op het moment dat met de verschij
ning van dit vierde nummer de eerste aanloop van
Geodesia besloten wordt, en de piketten voor de
nieuwe jaargang moeten worden uitgezet. Op ver
schillenden onder u werd een beroep gedaan en zal in
de naaste toekomst een beroep gedaan worden in het
leveren van bijdragen, waardoor dit blad aan het ge
stelde doel in groeiende mate zal beantwoorden, waar
bij de verscheidenheid enerzijds de specialisatie, ander
zijds de integratie zal moeten dienen. Het zal niet al
tijd even gemakkelijk zijn. Maar het besef, dat wij
door ons handwerk verbonden zijn, gelijk de schakels
van een keten, zal ons in staat stellen bepaalde weer
standen de baas te worden. Terwijl om bij dit beeld
te blijven de wetenschap dat een keten nooit sterker
is dan de zwakste schakel, de nodige vrijmoedigheid
zal opleveren nodig om het eigen onderdeel in te pas
sen in het geheel, met erkenning van het belang van de
ander.
Wij wensen onze lezers, in het bijzonder ook de col
lega's overzee, goede kerstdagen en een voorspoedig
nieuwjaar.
Etude sur le Statut du Géomètre (Le Géo-
mètre en l'Italie) par Paul T e r 1 i n c k et
Ezio Fanti.
Het tijdschrift van april/mei 1959 der Orde
der Belgische landmeters is geheel gewijd aan
de positie van de geodeet in Italië. In samen
werking met Ezio Fanti, de oud-voorzitter
van de F.I.G. en thans te Bologna wonende,
heeft Paul Terlinck, ere-president van
de Belgische Orde der (particuliere) landme
ters, een overzicht toegevoegd aan de vele
studies over binnenlandse beroepsgenoten,
welke in de loop der jaren door hem werden
gepubliceerd. Het geschrift van 65 pagina's
begint met een korte samenvatting van de ge
schiedenis van Italië, een summier overzicht
van zijn geografie en van de staatkundige in
richting. In de volgende hoofdstukken behan
delen de schrijvers de huidige wetgeving op
landmeetkundig terrein, de verschillende ca
tegorieën van landmeters, de benodigde diplo
ma's, de salariëring, het speciale vakonder
wijs, de beperking van de landmeetkundige
arbeid, de gebruikelijke instrumenten, de gang
van zaken aan het Italiaanse Kadaster, de al-