KAARTENMAKEN,
brie eeutoen geleöen
71
P. S. TEELING:
In mijn artikel over de landmeetkundige be
drijvigheid aan de andere kant van het IJzeren
Gordijn wees ik op de omstandigheid, dat de
Polen al heel spoedig na het optreden van de
„volksregering" met man en macht gingen
werken aan de haast geforceerde totstandko
ming van een modern driehoeksnet. Een jaar
of dertig tevoren was dat in Sovjet-Rusland al
evenzo het geval: het maken van betrouwbare
kaarten van heel dat reusachtige gebied was
van het allergrootste belang en werd reeds
gauw na de oktoberrevolutie met kracht aan
gepakt. In China het China van de hui
dige machthebbers dan eenzelfde beeld:
gesteund door de Russen (thans zoeken ook
de Oost-Duitsers er met hun geodetische in
strumenten weer vaste voet te krijgen) zijn de
Chinezen bezig, modern kaartmateriaal van
hun onmetelijk land op te bouwen.
Ook in Nederland is een tijd geweest waarop
zelfs de Overheid geen goede kaarten van het
eigen meestal beperkte grondgebied be
zat. Bekend mag worden verondersteld, dat
de landstreekkaarten van vóór ca. 1535 ook
in de hoger ontwikkelde Nederlanden in
dien ze aanwezig mochten zijn slechts in
het ruwe de werkelijkheid benaderden. Be
grijpelijk intussen, want de meer weten
schappelijke benadering van het vraagstuk
van het maken van een betrouwbaarder kaart
gebeurde in 1533. In dat jaar gaf Gemma
Erisius voor de tweede maal het door Petrus
Apianus geschreven werk „Cosmographia"
uit, waaraan hij had toegevoegd, een „Libel
lus de locorum describendorum ratione", het
origineel van „Een boecxken seer nut ende
profitelijc allen Geographiens leerende
hoemen eenighe plaetsen beschrijven ende het
verschil oft distantie der selve meten sal welck
te voren noyt ghesien en is geweest ghemaeckt
bij Gemmam Frisium Mathematicien ende Li-
centiaet inde Medicijne". Dit laatste boecxken
bevond zich achter de Nederlandse vertaling
van de „Cosmographia" van Apianus, die in
1537 verscheen. Gemma Frisius ontwikkelde
in deze „toevoeging" een methode, welke een
revolutie op het gebied van het kaartenmakerij
betekende en die de hoekmeting vanaf kerk
torens tot grondslag had. Was vooral de
veel hogere nauwkeurigheid van een land-
streekkaart van deze geheel nieuwe methode
een gevolg, al spoedig kwam men er toe, het
systeem van Jemme de Fries ook voor de ver
vaardiging van stadsplattegronden te gebrui
ken. Uitgaande van een tamelijk nauwkeurig
bekende afstand tussen twee stadstorens,
bouwde men door middel van (uiteraard pri
mitieve) hoekmeting een kaartgeraamte op,
waarbinnen de stadstopografie werd aange
vuld. Ongeveer tezelfdertijd zien wij de toe
passing van een soort van veelhoeksmeting
bij het maken van stadsplattegronden.
Aanduiding methode zeldzaam
Het aantal bewaard gebleven 16e eeuwse
voorbeelden van de toepassing der nieuwe
methode van kaartmaken is niet groot; en de