74
17e eeuw
De theorie van het maken van een kaart leer
de men in de Gouden Eeuw nagenoeg geheel
uit het boek van Jan Pietersz. Dou en Johan
Sems „Practyck des Landmetens dat in 1600
verscheen. Aan de hand van een hoekmeting
vanuit Leiden en Delft naar Alfen, Gouda,
Ouderkerk en Rotterdam (waarbij de basis
Leiden-Delft op 5000 Rijnlandse Roeden
werd aangenomen), werd geleerd, hoe de af
standen naar de verschillende plaatsen kun
nen worden afgeleid en hoe men d.m.v. zo'n
methode de steden en dorpen op hun juiste
plaatsen in een landkaart kon tekenen. Bij de
opmeting t.b.v. een stadsplattegrond raadt
Dou aan de omtrek der stad te meten van hoek
tot hoek, gaandeweg de lengte der zijden en
de grootte der hoeken aantekenende, alsook
de poorten, muurtorens, bruggen, molens en
wachthuizen, waar men metende langskomt.
Als de omtrek gemeten is, volgt de afmeting,
en aantekening op de veldwerken, van de
dikte der muren en poorten, de breedte der
straten, bruggen en wallen, grachten en be
dekte wegen en dergelijke „wel afsiende de
hoecken der straten, kromten ende andere sae-
ken, om op de kleyne mate (op schaal) der-
selve perfect te moghen uyt teykenen." Ver
volgens (gelijk Van Deventer zulks met veel
primitiever hoekmeetinstrument deed) werden
de torens van gebouwen in de binnenstad, de
gevelnokken van de voornaamste gebouwen
der stad vanuit enige muurtorens met een
hoekmeetinstrument „ingesneden". Het kaar
teren van de plattegrond volgde dezelfde weg:
eerst de omtrek, zodat de plaats bekend wordt
van de punten, vanwaar naar de binnenstad
richtingen gemeten zijn. Daarna de plaats be
palen van die markante punten en vervolgens
de kaartering van straten, grachten enz.
Wanneer u eens een zeer minutieuze opme
ting en kaartering van een stadsplattegrond
wilt bekijken, dan is de kennisneming aan te
bevelen van de kaart van Leiden en het
Chaertbouc van Straten binnen deser Stadt
Leyden van de landmeter Mr. Salomon Da-
vidssoon van Dulmanhorst. In „Leiden vóór
300 Jaren en Thans" zorgde in 1874 de stads
archivaris W. Pleyte voor een prachtuitgave
van dit ca. 80 platen tellend landmeterswerk.
De Gouden Eeuw is in Nederland ook de
gouden eeuw voor de uitgevers van kaartboe
ken, van atlassen met stadskaarten en land
kaarten. De grote welvaart van de Republiek
der Verenigde Nederlanden sprak óók uit de
uitgave van de zeer kostbare delen van stad-
en landbeschrijving van de Blaeu's, de kaar
ten van Hondius en anderen. Ook nu nog zijn
de stadsplattegronden van Blaeu bij de lief
hebbers zeer in trek. De kostbare uitvoering
ervan wil niet zeggen, dat de nauwkeurig
heid even groot is. Steekproeven met enkele
stedekaarten gaven mij niet de indruk, dat het
tekenwerk in het algemeen steunt op een op
meting, als door Dou in 1600 aanbevolen. Bij
verscheidene stadsplattegronden is trouwens
door anderen al bij wijze van spreken „vast
gesteld", dat het stedeboek van Blaeu groten
deels op compilatie berust, de kaarttekening
uiteraard wel bijgewerkt doch in de hoofdza
ken gegrond is op oudere plattegronden, met
alle fouten behebt die aan deze oudere kaar
ten kleefden.
Waren het deze fouten, die de kaartgraveur
Daniël van Breen ertoe hebben gezet,
van de stad Beverwijk een geheel nieuwe en
betrouwbaarder vogelvluchtkaart op te zet
ten?
Beverwijk
Bij mijn weten is in geen enkel ander archief
in Nederland dan in het Rijksarchiefdepot te
Haarlem een stuk te vinden, dat ons een in
zicht geeft in de werkwijze van de 17e eeuwse
cartografen voor de totstandkoming van een
stadsplattegrond. In dit Rijksarchief bezit men
n.l. een zeldzaam kostbare verzameling van
62 bladen voorstudie voor een vogelvlucht-
kaart van Beverwijk, welke tesamen met de
werktekening van de kaart zelve (die zich in
originali bevindt in de verzameling-Bodel
Nyenhuys te Leiden) ons een volledig beeld
geven van de methode, welke door Daniël van
Breen bij de vervaardiging ervan werd ge
volgd. Door de zeer welwillende hulp van de
heer Zonjee van het Haarlemse Rijksarchief
ben ik in staat U enkele detailtekeningen
onder ogen te brengen, die U enig idee van
Van Breens werkmethode geven.
Allereerst dan begon Daniël van Breen (die
als plaatsnijder voor Jan Jansz Blaeu en Hen
drik Hondius had gewerkt naast beroemde
graveurs als Balthasar Florisz en Salomon
Saverij) met controle van het raamwerk van
een voorhanden oudere kaart, een controle die
gebeurde door het afpassen (elke stap 2 voet)
van de straten en wegen van en rond Bever
wijk. Dit onderzoek had tot resultaat, dat hij
tot het schetsen van een gewijzigd raamwerk
overging.
Aan de hand van de detailstudies kunnen we
de voorarbeid dan stap na stap volgen. Op