^Literatuuroverzicht 13 N. D. Haasbroek, Investigation of the Ac curacy of Readings on Alignment Nomograms. Publicatie van het Laboratorium voor Geo desie, Delft, 1959. In dit boek zijn de resultaten neergelegd van een onderzoek naar de nauwkeurigheid van nomogramaflezingen, In 1955 publiceerde de Rijkscommissie voor Geodesie de resultaten van een ander onderzoek, eveneens verricht door de heer Haasbroek, in een boek getiteld: Investigation of the Accuracy of Plotting and Scaling-off. De twee onderzoekingen zijn niet geheel los van elkaar te zien. Bij het nomo- gramonderzoek is gebruik gemaakt van de resultaten van het kaarteeronderzoek. Een zestal proefpersonen hebben aan beide onder zoekingen deelgenomen hetgeen stellig tot interessante gevolgtrekkingen geleid zal heb ben. De schrijver doet op blz. 81 hierover enkele mededelingen. Twee proefpersonen die bij het kaarteeronderzoek wat de bereikte nauwkeurigheid betreft de rangnummers 1 en 11 behaalden op een totaal van 12 proefper sonen kregen bij het nomogramonderzoek de rangnummers 1 en 20 op 25 proefpersonen. De heer Haasbroek merkt dan ook terecht op: ..It is a person's nature that makes him a good or a bad observer." In een bespreking van de h.t.w. 1956 in het Orgaan van de Vereniging van Technische Ambtenaren van het Kadaster hebben we destijds opgemerkt dat het voor de landmeet kunde een gelukkige omstandigheid genoemd kan worden dat een van haar beoefenaren tevens een expert is op het gebied van de nomografie. We zouden daar nu nog aan toe willen voegen dat dit ook een gelukkige omstandigheid is voor de nomografie zelf. Immers, waar kan een onderzoek naar de af- leesnauwkeurigheid van Homogrammen eigen lijk beter gebeuren dan in de sfeer van de landmeetkunde? Alle factoren, die voor zulk een onderzoek nodig zijn, zijn in de landmeet kunde aanwezig. De heer Haasbroek heeft niet nagelaten deze gunstige omstandigheden volledig uit te buiten. De testnomogrammen zijn met een zeer hoge nauwkeurigheid ge tekend; vooraf werd er een onderzoek inge steld naar de invloed van de lensvertekening bij de fotografische reproduktie; de testnomo grammen werden afgedrukt op gewapend pa pier; enz. We hebben van nabij gezien hoe het werk van de onderzoeker een aaneenschakeling was van oplossingen zoeken voor problemen en moeilijkheden. Veel, heel veel zelfs, hangt af van de voorzorgsmaatregelen die genomen worden voor en tijdens het onderzoek. Daar bij komt dan nog dat de onderzoeker niet alles in de hand heeft. Immers, zowel bij het nomogramonderzoek als bij het kaarteer onderzoek en eigenlijk bij alle onderzoekingen van deze soort is er minstens één ding dat zich aan alle voorzorgsmaatregelen kan ont trekken en daarom in staat is de resultaten enigszins scheef te trekken. En dat „ding" is de proefpersoon! Hoe gedraagt de proefper soon zich tijdens het onderzoek. Verricht hij in een drang om straks als goede waar nemer" uit de bus te komen zijn waarnemin gen met veel grotere zorgvuldigheid dan men gewoonlijk pleegt te doen of doet hij, enigs zins geïrriteerd door het zeer grote aantal waarnemingen zijn werk met de Franse slag. Naar ons gevoel bestaat er een zeker gevaar dat de resultaten van dergelijke onderzoe kingen een minder goede benadering zijn van de werkelijkheid omdat de proefpersonen weten dat het werk dat zij doen voor een test bestemd is. Het is natuurlijk duidelijk dat de heer Haas broek deze ongunstige invloeden, zo zij opge treden mochten zijn, niet heeft kunnen voor komen. Voor een onderzoek als dit zijn een zeer groot aantal waarnemingen nodig en het is ondoenlijk deze op een andere wijze te ver krijgen door ze b.v. bijeen te garen uit het werk bij de verschillende diensten. Toch lijkt het ons interessant om een gedeelte van de resultaten te toetsen aan de echte praktijk.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 13