Met de in fiet terrein 27 LUCHTFOTO door E. Draisma, ing., Landmeetkundig Hoofdambtenaar bij de Meet kundige Dienst van de Rijkswaterstaat Het toenemend gebruik van de luchtfoto voor kaarteringsdoeleinden heeft er toe geleid dat een groeiend aantal landmeetkundigen en andere technici, niet behorend tot de gespe cialiseerde fotogrammeters, luchtfoto's in han den krijgen en daarmee iets moeten doen. Bijvoorbeeld: er moeten kaarteringsgrenzen op worden aangegeven, paspunten geïdenti ficeerd, met schijven gesignaleerde paspunten of situatie-punten die door de fotogrammeter op het bureau zijn uitgezocht en aanbevolen. Het kan zijn dat de foto's gebruikt worden als een hulpmiddel bij de n a v e r k e n n i n g van de uit deze foto's getekende kaart. Kort om, daar is een al breder wordende kring van technici die regelmatig rechtstreeks of zijde lings bij de luchtkaartering betrokken worden. Bij het schrijven van dit artikel hadden wij deze groep voor de geest. Het bevat een aantal aantekeningen en opmerkingen, die samen de antwoorden vormen op vragen, in de praktijk van elke dag regelmatig gesteld door mensen die niet tevreden zijn zolang ze het gevoel hebben dat een aantal punten van essentieel belang nog onbekend zijn. Ander zijds willen we trachten een aantal hardnek kige misverstanden op te ruimen. Het wordt als bekend ondersteld dat de lucht foto's strooksgewijze opgenomen worden. De afdruk waarmee men zich op een gegeven ogenblik in het terrein bevindt zal in de regel twee nummers bevatten, het nummer van de strook en het nummer van de foto. Op de overzichtkaart, die in veel gevallen de foto's begeleidt, is de ligging van de opeenvolgende foto's aangegeven, door b.v. de hoofdpunten met het nummer van de foto, zodat de lijn die opeenvolgende hoofdpunten verbindt, zowel de vlieglijn als de vliegrichting aangeeft. Op de foto wordt het hoofdpunt gevonden door de randmerken kruiselings te verbinden; het snijpunt van deze lijnen ergens midden in het beeld is het hoofdpunt. Wanneer men dit doet op een aantal opeenvolgende foto's, dan kan men verder gaan door, op het oog, op elke foto de hoofdpunten, zowel van de voor gaande als van de volgende foto over te nemen. Op foto nr. 12 worden op deze wijze de hoofdpunten van nr. 11 en nr. 13 aange geven. De foto is dan georiënteerd ten op zichte van de vliegstrook. Als men hieraan nog een noordpijltje toevoegt, dan is de oriën tering ten opzichte van de kaart compleet. De schaal van de foto Een van de eerste vragen die zich voordoen is die naar de schaal van de foto. Immers men zal er globale maten in willen overdra gen of er aan willen ontlenen, b.v. bij het zoeken naar een paspunt dat men wil aan geven, een hectometerpaal, een kadsteen, een uitgelegde schijf e.d, via een paar maten van uit scherp afgebeelde details van huizen, weg kanten of sloten. De schaal van de foto zal in de regel aan de achterzijde zijn aangegeven. Over het alge meen is het een goed gebruik, dat we hier met nadruk aanbevelen, aan de achterzijde van elke foto te vermelden: de datum van de opname, de schaal en het nummer van de strook en van de foto. Een verdwaalde afdruk wordt daardoor onmiddellijk geïdentificeerd, hetgeen even belangrijk is als het voorzien van veldwerken van de nodige aanduidingen van overeenkomstige aard. In veel gevallen vervangt de afdruk het veldwerk.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 3