29 foto. Op deze wijze krijgt men opname paren met ongeveer 100% overlap. Dit is één van de voordelen van deze koppel camera boven de gewone verticale opnamen, waarbij de opnameparen een stereomodel op leveren van ongeveer 60 van de enkele opname. Andere voordelen laten we hier on besproken. De terreinman moet in elk geval weten, dat aan deze wijze van opnemen voor delen verbonden zijn, want hijzelf heeft nog al te kampen met de nadelen er van. Hinder nissen doen zich vooral voor, wanneer hem contactafdrukken toegezonden worden en geen ontschrankingen. Het is dan bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, de foto's met een zakstereoscoop te bekijken. Daarbij komt nog het bezwaar dat bij het ontlenen van maten aan de foto of bij het overbrengen van maten naar de foto er mee gerekend moet worden dat de schaal niet overal gelijk is. Wat er ongeveer aan de hand is met die schaal in de schuine foto ten opzichte van een verticale foto moge uit figuur 4 op te maken zijn. AB is het vlak van de met verticale opnameas OH opgenomen foto, terwijl A'B' het vlak van de schuine foto voorstelt waarbij de opnameas OH' een hoek met de normaal maakt gelijk aan a. Het vlak van de hellende foto snijdt het vlak van de verticaal opgenomen foto volgens een lijn door i, in de figuur loodrecht op het vlak van tekening dus. Wij kunnen dus stellen dat op deze lijn, de i s o 1 ij n, de schaal van de schuine foto gelijk is aan die van een uit het zelfde optisch centrum genomen verticale foto. Op de isolijn is de schaal dus f/H. Wanneer er nu achter op de foto staat aan gegeven als opnameschaal 1 6000, dan wil dat dus zeggen dat er strikt genomen maar één lijn op de foto is te trekken, waarop deze schaalfactor van toepassing is. F/G. 4 Wij nemen tenminste aan dat men bij het aangeven van de schaal-zonder-meer op der gelijke foto's de verhouding f/H bedoelt. Is het anders dan zou daar bij vermeld moeten worden: b.v. „maximumschaal" of „minimum schaal", of „schaal bij het hoofdpunt". Daar hieruit licht verwarring of misverstand zou kunnen ontstaan doet men wijs het als een algemeen geldende afspraak te beschouwen, dus óók bij het omschrijven van de vlieg- opdracht, dat bij schuine opname even als bij verticale opname de aangegeven schaalfactor berust op de f/H verhouding. De opnamedienst zal een opdracht voor 1 6000 fotografie met een 21 cm-camera altijd op een hoogte van 1260 meter uitvoe ren, onverschillig of het een verticale of een schuine opname betreft. Zoals gezegd, strikt genomen kan men dus bij de schuine foto niet spreken van de „schaal van de foto", om de zelfde reden waarom men bij b.v. een Mercatorkaart niet zal kunnen spreken van de schaal van de kaart. Staat op zulk een kaart toch een schaalfactor dan heeft deze betrekking op één parallel, of, bij de transversale pro jectie, op één meridiaan Op de andere parallellen (meridianen) geldt een andere schaalfactor. Zoals nu op zo'n normale was sende kaart de parallellen lijnen voorstellen met gelijke schaal zo kan men op de foto lijnen denken, evenwijdig aan de isolijn, welke ieder voor zich een eigen schaalfactor heb ben. Het gaat er nu nog om, na te gaan in welke mate die schaal verandert in de richting lood recht op de isolijn. In figuur 5 zien we dat de schaal vanaf de isolijn in de richting van de normaal groter wordt en in de richting van de normaal af, naar de horizon toe dus, klei- A F/G.5

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 5