50
voorgesteld. Velen noemen dat onmogelijk,
maar waarom? Er wordt bij verteld, dat hij
Cleomenes wilde overreden, de Ioniërs te
helpen bij hun opstand tegen de Perzen. Het
zou in elk geval de eerste vermelding zijn van
het gebruik door leken van geogafische kaar
ten. Hecataeus, zo schreven wij reeds, zou de
eerder genoemde kaart van Anaximander ver
beterd hebben. Nu zijn er schrijvers die ver
onderstellen dat Aristogoras deze verbeterde
kaart aan de koning toonde .Maar, alweer,
ook deze kaart is verdwenen.
De wetenschap, dat de aarde bolvormig is,
komt schoorvoetend op. Natuurlijk zijn niet
alle argumenten voor deze nieuwe theorie
steekhoudend. Maar Strabo van Amasea,
tijdgenoot van keizer Augustus (hij was sterk
als Adenauer en Churchill, deze Griek, die
zijn 17-delig, nog bestaand, reuzenwerk Geo-
graphica schreef op 83-jarige leeftijd!) zegt
reeds dat ,,de kromming van het zeeoppervlak
de zeeman verhindert ver verwijderde lichten
te zien op ooghoogteAristoteles (4e
eeuw v. Chr.) was er zeker van overtuigd
dat de aarde rond is en hij geeft ook goede
bewijzen voor zijn bewering. Aristarchus
(310230 v. Chr.) geloofde dat de aarde
draait om zijn as en ook dat hij in een bijna
cirkelvormige baan draait om de zon.
Zo verdwenen in deze eeuwen de poëtische
en filosofische aspecten die de vooruitgang
van de aardrijkskundige en geodetische ken
nis van de Grieken tegenhield.
Dicaearchus van Messina (350290 v. Chr.)
was de eerste, die een oriënteringslijn trok op
zijn kaart, waarop alle landen voorkwamen,
welke door de veldtochten van Alexander de
Grote bekend waren geworden. De kaart was
langgerekt van vorm (Berger).
Zeekaartje van de vissers van de Marshall-eilanden.
De aan de nerven van palmbladeren gehechte schelpjes
stellen eilanden voor. Het frame van nerven dient ge
deeltelijk voor steun, gedeeltelijk om de stromen aan
te duiden.
In het tweede gedeelte zal de ontwikkeling
in de eerste 13 eeuwen worden geschetst. In
de tekst zullen verschillende merkwaardige
kaarten worden opgenomen.
Litteratuur:
Oscar Peschel, Geschichte der Erdkunde bis auf
Alexander von Humboldt und Carl Ritter, Mün-
chen 1877.
Hugo Berger, Geschichte der wissensch. Erdkunde der
Griechen, Leipzig 1893, 4 din.
Richard Andree, art.: Die Anfange der Kartographie
in: Globus XXXI, 1877.
H. Zondervan, Proeve eener Algemeene Kartografie,
Leiden 1908.
G. B. Lauf, The origin and development of carto
graphy, Johannesburg 1955.
A. J. Letronne, Examen critique der prolégomènes de
la géographie de Ptolémée, Paris 1830.
Frans X. Steinmetzer, Die Babylonische Kudurru als
Urkundenform, Paderborn 1922 in: Studiën zur
Geschichte und Kultur des Altertums, Elfter Band.
H. W. Kaden, Praktischer Leitfaden für Kartographen,
Kartolitographen und Landkartenzeichner, Each-
buchverlag Leipzig 1955.
Prof. S. N. Kramer, De geschiedenis begint met de
Sumeriers, 1958.
-- From the tablets of Sumer, 1956.
Dr. H. Y. Hilprecht, Assyriaca (Eine Nachlese auf
dem Gebiete der Assyriologie. I. Teil, 1894). Max
Niemeyer, Halle a. S.
A. Tromnau, Erdkunde bei den Orientalischen Vól
kern in: Kehr's Padagogische Blatter.
Dr. Hartmut Schmökel. Ur, Assur en Babyion. Drie
millennia in het Tweestromenland, vert, van Dr.
F. M. Th. de Liagre Böhl. Uitg. Mij-Holland,
1957.
P. Deimei, Die Bewirtschaftung des Tempellandes zur
Zeit Urukaginas in: Orientalia 19221924.
Dr. Max Schmidt, Zur Geogr. Litt. der Griechen und
Römer, Berlin 1887.