De natuurkundige aardrijkskunde beschouwt
de aarde als hemellichaam en houdt zich o.m.
bezig met de plaatsbepaling. Dit deel van de
wetenschap vormt het uitgangspunt voor de
topografische opnamen ten behoeve van de
vervaardiging van kaarten. De kartografi-
sche en de aardrijkskundige geschiedenis zijn
dan ook vaak niet los van elkaar te beschrij
ven de term „geografie" aardbeschrij
ving komt het eerst voor bij Aristoteles in de
4e eeuw v. Chr.
Bij de Grieken heette een kaart pinax, bij de
Romeinen orbis pictus tabula, waaruit de
Duitse naam landtafel stamt, die nog in de
17e eeuw gebruikt werd. Ons Nederlandse
woord kaart komt van het Latijnse charta,
dat oorspronkelijk brief (charter) betekende.
Reeds in de 14e eeuw werd het gebruikt
voor op perkament getekende zeekaarten. De
Engelsen noemen hun zeekaarten nog altijd
charts en de landkaarten maps (van: mappa
doek; aanvankelijk werden deze n.l. op
doek getekend). Dit over het woord „kaart",
dat we in dit overzicht nog vaak zullen ont
moeten.
Velen menen, dat de kunst van het tekenen
van kaarten, op welke wijze dan ook, aan het
lezen en schrijven voorafging. Het is inder
daad zo, dat b.v. de Eskimo's van Oost-
Groenland vaak houten modellen gebruiken
om de positie van de kustlijn en naburige
eilanden aan te duiden. Zij hebben zelfs een
kaart van de archipel in de Hudsonbaai ge
maakt, die een strook van 100 mijlen beslaat
en wonderwel overeenkomt met de tegen
woordige Engelse zeekaarten van hetzelfde
gebied.
De inboorlingen van Mer, in de Torres Straits
tussen Queenland en N.-Guinea, gebruikten
nog in 1908 een aantal stenen om de onder
linge ligging van eilanden in de omgeving
aan te geven (rapport expeditie Haddon).
Bekend is dat Nomaden in het zand of in de
modder de details schetsten van het land,
waar ze door trokken, voorzover dit voor hun
trek van onmiddellijk belang was. De Aino's
nemen je mee naar een zacht stuk grond en
tekenen keurig de loop van een stroom uit.
Parry en Ross waren verbaasd toen ze za
gen, dat de Eskimo's hun zeekaarten konden
lezen en dat ze niet alleen de kustlijnen en
de verschillende plaatsen herkenden, maar
ook de kustlijn verder tekenden of aanduidden
van die delen van de Arctic, die de ontdek
kers nog niet kenden.
Treffend ook is de wijze waarop de bewo
ners van de Marshall-groep zich behelpen.
Zij maken hun kaarten van schelpen, gehecht
aan een frame, vervaardigd uit de nerven
van palmbladeren. Men vermoedt dat de
rechte stukken van het frame de open zee
voorstellen, de gebogen lijnen de golven en
de schelpen de eilanden. Meer dan 40 van
zulke „kaarten" bestaan. Geen van deze is
op de juiste schaal en dat ze deze hulpmid
delen gebruikten zelfs bij hun zeereizen van
meer dan 100 mijl doet aan hun zeemanschap
natuurlijk meer recht dan aan hun kartogra-
fische bekwaamheden (zie afb. aan het slot).
Richard Andree geeft meer dergelijke staal
tjes in zijn opstel „Die Anfange der Kavto-
grafie" (Tijdschrift Globus, XXXI, 1877).
Indeling van de stof
Voor het gemak hebben we de stof verdeeld
in enkele grote perioden. Ruw geschetst om
vat de eerste periode de Oudheid, de tweede
de Griekse tijd, de Romeinse tijd en de Mid
deleeuwen (van Ptolemaeus tot Mercator) en
de laatste de nieuwere tijd. Al zijn deze perio
den niet streng te scheiden, kan men toch
zeggen, dat in periode I de sagen nog opgeld
doen en de gegevens zeer gebrekkig zijn, dat
er geen projectiemethoden worden toegepast,
geen oriënteringslijnen voorkomen, dat er al
leen lineaire voorstellingen gevonden worden.
Later komen dan de voorstellingen van lands
grenzen. De uitgedachte projectiemethoden
beginnen toepassing te vinden bij het kaart
tekenen. Aanvankelijk waren dit cylinder- en
kegelprojecties, althans als men de bolvorm
van de aarde in acht wilde nemen. In de
middeleeuwen zien we de ruwe proeven van
wereldkaarten, door monniken samengesteld.
Daarna komt het grote verval de donkere
tijd en vervolgens de algemene opleving
en grote vooruitgang. De portolanen verschij
nen. Met de miswijzing van het kompas, eerst
nog onbekend, wordt meer en meer rekening
gehouden. De onnauwkeurige lengte- en
breedtebepaling wordt bijna volmaakt. En
daarmee gaan we dan de nieuwere en tegen
woordige tijd in
De oude tijd
Uit deze eerste periode is weinig bewaard
gebleven. De oudste aardrijkskundige be
richten en aantekeningen danken wij waar
schijnlijk aan Ramses II (13241258 v.
Chr.), die met zijn legers doordrong tot in
Abessinië, tot de Don, en oostwaarts tot
Arabië zelfs tot Indië. De Israëlieten, die in
45