73 goed mogelijk kaarteringssysteem. Wat het eerste betreft sloeg de schrik mij om het hart toen ik vernam dat nieuwe tekenkamers waarschijnlijk worden uitgerust met bureaus. Willen we in de nabije toekomst aan de vernieuwing kunnen beginnen, dan hebben we geen passer, schaal en gewreven inkt nodig, maar beweegbare tekentafels met kaarteertoestellen en op ieder kantoor enkele detail-coördinatografen. Met bureaus is het bijblad onderlegvel van veldwerk en teken materialen, waarbij ik reeds van klachten hoorde van rug of borst, indien hoog ge- kaarteerd of geplanimeterd moet worden. Nauwkeurig kaarteren heeft voorts weinig zin, als de beeldrager niet maatvast is. Hier kom ik op het idee van een uit twee lagen bestaand vel, zoals het nieuwe permatrace, met als onderlaag papier, waarop eerst de minuut-toestand in potlood wordt aange bracht, daarover een plastic-laag, dat be tekend kan worden met een inktsoort die met een chemisch preparaat te verwijderen is. Plastic-laag vloeibaar of per vel (ook achterkant) Het blijkbaar erg vooruitstrevende bureau van de meetdienst van de Rijkswaterstaat gebruikt reeds jaren 100 beweegbare teken tafels en 20 coördinatografen, waarbij mij verschillende voordelen werden genoemd en speciaal gewezen werd op een „schone kaart". 4. Ik zie de toekomst van onze dienst op de eerste plaats als een tekeninstituut, waar met man en macht gewerkt wordt aan de ver vaardiging van nieuwe plans, en de resul taten van de oppervlakteberekening geleverd worden aan de administratieve afdeling (on derdeel) die via kaartsysteem, en door- schrijfboekhouding een enkelvoudige en rechtstreekse administratie voert, waarbij het telkens weer overschrijven vervalt. (Staat 75 en legger in één.) 5. Ten slotte wil ik nog een pleidooi hou den voor decentralisatie van de lichtdruk afdeling, onder het motto: op ieder kantoor een lichtdrukapparaat. Hierdoor is het niet alleen mogelijk hulpkaarten, extracten-plan, veldplans, veldwerk, enz. te lichtdrukken, maar van belang is dat de filmplans op de kantoren berusten waar ze meer deskundig en met meer relatiegevoel zullen worden bij gewerkt. Bovendien heeft men het voordeel dat men personeel op verschillende manieren kan inzetten. Het lichtdrukpapier is ook voor minder in tensief gebruik lang genoeg houdbaar. Ik moet het bij deze enkele aspecten laten om niet het risico te lopen uitvoerig te wor den. Wanneer ik dan eindig met een con clusie dan is het deze: In het hedendaags toneelspel „Het tuinfeest" van Lo van Hensbergen zegt ergens de atoomgeleerde Thomas Haertl: „We hebben geen dichters en geen zieners meer om onze creativiteit te bezielen voor betere zaken". Geldt dit woord ook voor onze dienst? Wij hebben (althans in Eindhoven) al onze oude bijbladen-met-krulletters gekopieerd en voorzien van sjablonenschrift. Bovendien kunnen we er lichtdrukken van maken. Maar het is surrogaat geworden. Met het ur gente hermetingsprogram van de heer Stoor vogel uit 1956, zouden we 64 jaren nodig hebben, indien we de oude B.L.W.-bureaus nog hadden. Dat is natuurlijk veel te lang. Het is niet aan te nemen, dat de tegenwoordige maatschap pij dit geduld kan opbrengen. Onze dienst staat naar mijn mening thans voor een opgave, die om radicale middelen vraagt. De fabrikanten van vandaag zijn geen dich ters meer, maar wellicht ingenieur. Het is een teken van de tijd dat hun aantal groter wordt ten koste van de dichters. Toch is er bezieling nodig -nu meer dan ooit om creativiteit op te brengen voor een kadaster dat dienstbaar kan zijn aan de tegenwoor dige maatschappij. De Franse socioloog Le Bon heeft eens ge zegd: „De doden zijn de enige onbetwiste meesters van de levenden". Me dunkt dat deze uitspraak maar gedeelte lijk waar is: er is ook nog sprake van evolu tie, en zo nodig revolutie. Geciteerde literatuur: P. J. Oud Honderd jaren. I. Brugmans De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw. P. J. Bouman Van Renaissance toi Wereldoorlog. P. Bouman Economische en sociale geschiedenis. M. de Vos Het Kadaster, 1901. André Siegfried Volkskarakters. A. van Braam Ambtenaren en Bureaucratie in Ne derland. J. F. Greve, A. Daanje e.a. Rapport over de per soneelsformatie. 1953. W. F. Stoorvogel Toepassing van fotogrammetrie bij het Kadaster. Tijdschr. K. en L. 1956/3.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 13