64 ontstaat fig. 1, waaruit te zien valt. dat de elektrische en magnetische veldsterkten in richtingen trillen, die loodrecht op elkaar en loodrecht op de voortplantingsrichting staan. Dit geheel van zich met onderling gelijke snel heid voortplantende elektrische en magneti sche veldsterkten wordt een elektromagneti sche golfbeweging genoemd. electr.veldst. magn. ve/c/st. Fig 1 Momentopname v/e e/ectromagnetische go/f PQ= X Deze door een zender uitgezonden draaggol- ven zijn experimenteel voor het eerst aange toond door Hertz (Duits natuurkundige, 18571894), die tevens het bewijs leverde van de theorie van Maxwell, n.l. dat deze uit gezonden elektromagnetische golven zich wat voortplantingssnelheid, breking (refractie) en terugkaatsing (reflectie) betreft, gedragen als lichtgolven. Analoog aan lichtgolven en aan elektrische trillingen in een geleider verstaan we dan on der golflengte de afstand, waarover de voortplanting plaatsvindt in een trillingstijd T periode, zie fig. 1: PQ 2), en onder frequentie N (of trillingsgetal) het aantal pe riodes (trillingen) dat per tijdseenheid op treedt, dus N l/T. Hieruit volgen voor de voortplantingssnelheid v (de per tijdseenheid afgelegde wegde bekende betrekkingen: v k.N en 2 v.T. Deze voortplantingssnelheid van elektromag netische golven is, zoals we zagen, in een me dium (b.v. de atmosfeer) afhankelijk van de heersende brekingsindex n, waarmee dus ook hun golflengten afhankelijk zijn van het me dium. Veelal worden golven dan ook door de frequentie gekarakteriseerd. Als genormali seerde eenheid wordt hiervoor de Hertz (1Hz 1 periode per sec. 1 cycle per second) gebruikt. Zo spreekt men van hoorbare of audiofrequenties, ook wel van laag frequente trillingen beneden 20.000 Hz (20 KHz), van het 50 Hz-wisselstroomnet in onze huizen enz. 2. Invloed van de brekingsindex De brekingsindex van een medium voor elektromagnetische golven wordt gedefinieerd door: n2 eg, waarin: e diëlektrische constante van het medium, g magnetische permeabiliteit. Voor vacuüm geldt e 1 en g 1De groot heid e en dus ook n is afhankelijk van de dampspanning, luchtdruk en temperatuur en van de frequentie der gebruikte draaggolven en kan dus van plaats tot plaats veranderen. De eerder genoemde elektrische en magneti sche veldsterkten in het stralingsveld kunnen door variaties in n zodanig van richting ver anderen, dat de lijn in fig. 1 een kromme wordt, analoog aan de refractie van lichtgol ven. Uit laboratoriumonderzoek heeft men een voor de praktijk hanteerbare formule afge leid om bij gebruik van een bepaalde draag- golffrequentie de brekingsindex van de at mosfeer uit de drie waargenomen atmosferi sche grootheden te berekenen (zie onder Tel- lurometer). De voortplantingssnelheid is nu bekend uit v c/n en de afstandmeting kan dus teruggebracht worden tot het meten van een looptijd van golven. 3. Selectie van bruikbare golven Welke golven uit de grote groep van elektro magnetische trillingen komen nu in aanmer king voor lengtemeting in de landmeetkunde? Infrarode straling is ongeschikt omdat alle lichamen deze straling uitzenden (vgl. infra rood fotografie) en dus invloed van storingen zal optreden; bovendien zal een daartoe ge- eigende ontvangstapparatuur een te geringe gevoeligheid hebben, vooral op enige afstand. De aan de andere kant van het zichtbare spec trum (licht) gelegen ultraviolette stralen en ook röntgenstralen ondervinden een te sterke absorptie in de atmosfeer. Er blijven dus over radiogolven (freq. 10r' Hz—3.10G MHz) en lichtgolven o,4 g 2 o,75 g, hier is g mi cron 10"4 cm). Door hun groot frequentie verschil kunnen we zowel tussen beide groe pen als in de groep radiogolven zelf in de at mosfeer onderling grote verschillen in voort plantingssnelheid en in brekings-, terugkaat- sings en buigingsverschijnselen verwachten. A. Wat de refractie betreft, hebben we al ge zien, dat de kromming van de voortplantings richting der golven afhankelijk is van de bre kingsindices der gepasseerde inhomogene luchtlagen. Aangezien (n 1) evenredig is

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 4