EVOLUTIE en REVOLUTIE
Er is nog geen algemeen kiesrecht. Stemge
rechtigd zijn slechts zij die een zekere som
betalen in de „beschrevene middelen", wij
zouden thans zeggen in de directe belastin
gen. Deze waren weinig in getal en het
tarief was laag. De grondwet van 1815 ver
plichtte de koning tot een jaarlijks verslag,
zonder dat de door de Algemene Reken
kamer opgestelde staatsrekening behoeft te
worden overgelegd. Bovendien wordt een
„amortisatiesyndicaat" ingesteld, dat de
controle van een groot deel van de staats
inkomsten aan de Staten-Generaal onttrekt.
Het is duidelijk, dat men onder deze omstan
digheden bij de metingen alleen aan grond
belasting denkt en de kaart alleen nut heeft
om de globale oppervlakte te bepalen: glo
baal, omdat geringe verschillen geen invloed
68
door G. A. B. Frinking, landmeetkundig ambtenaar A
van het Kadaster te Eindhoven
,,De doden zijn de enige onbetwiste meesters
van de levenden. Wij dragen de last van
hun fouten, wij plukken de voordelen van
hun deugden."
(Gustave Le Bon)
In het algemeen is het geen eenvoudige op
gave, in een zo kort mogelijk artikel zoveel
mogelijk te zeggen. Dit is dubbel moeilijk
wanneer het gaat over de plaats van het in
stituut van het kadaster na een 130-jarige
evolutie en het daaraan verbinden van
enkele conclusies, want dit onderwerp is eer
der stof voor een boekwerk dan voor een
kort artikel. Gelukkig is de factor „kort" in
dit dilemma een rekbaar begrip, wat niet
wegneemt, dat verschillende zaken slechts
fragmentarisch en onvolledig kunnen wor
den besproken.
Wanneer in 1832 „het kadaster" zijn entree
doet in de Nederlanden, is Willem I nog
aan het bewind. Hij is na het stadhouder
tijdperk onze eerste koning en hij staat be
kend als een „verlicht despoot", waarbij
voor verantwoording tegenover onderdanen
geen enkele plaats is en volksinvloed tot een
minimum wordt gereduceerd. Als hij in 1813
de troon beklimt, valt het zojuist georgani
seerde kadaster, als overblijfsel van de Fran
se inlijving, hem als een rijpe vrucht in de
schoot en we mogen wel aannemen: niet on
welgevallig.
hebben op de belasting-opbrengst. Neder
land is in die tijd een overwegend agrarisch
gebied, waarin meer personen in de land
bouw dan in de industrie werkzaam zijn.
Maar het platteland is verarmd door lage
graanprijzen in verband met de concurrentie
met o.a. Rusland en het conservatisme van
de boeren, die nog wantrouwig staan tegen
over nieuwe methoden op landbouw-tech-
nisch gebied.
Kaartenmaken dus in vlot tempo met weinig
kadasterambtenaren. (Het totaal aantal
ambtenaren wordt in die jaren voor Neder
land geschat op 20.000, merendeels werk
zaam bij politie, posterijen en belastingen:
thans zijn circa 400.000 ambtenaren in
dienst.
Dat het alleen om kaarten te doen is, blijkt
ook hieruit dat het veldwerk van de metin
gen, op enkele uitzonderingen na, niet be
waard is gebleven. Uit het feit dat ons land
dus agrarisch gebied was is ook de kleine
schaal van 1 2500 en 1 5000 van de meeste
plans te verklaren. We kunnen deze eerste
kadastrale kaarten niet los zien van de tijd
waarin ze ontstonden.
De geest van de Nederlandse bevolking in
deze tijd van het z.g. vroege kapitalisme, d.i.
de overgangstijd van het nogal primitieve
economisch leven der middeleeuwse agrari
sche maatschappij naar „het moderne kapita
lisme" met zijn groot-industrieel systeem,
wordt uitstekend getypeerd in de „Camera
Obscura" van Beets. In die tijd geen onder
nemers of industrie-arbeiders, maar wel: de
koopman-rentenier, de rijk geworden planter
(Kegge), de notabele en de fabrikant, die
tevens dichter is. W. H. Warnsinck b.v. is
van zijn beroep poëet èn suikerraffinadeur.
Een rustig land, te rustig volgens Willem I,
die steeds gestreden heeft tegen de geest van
zelfvoldaanheid, die vooral in het toenmalige
Noord-Nederland, nog verenigd met België,
de economische vooruitgang in de weg staat.