69
De oorspronkelijke manier van plan-opberging: porte
feuilles in een legkast. De kast heeft afgedaan en is
naar de zolder verhuisd, evenals de oorspronkelijke bij
bladen, die er nog (tijdelijk) in worden bewaard.
In dit Nederland met zijn nauwelijks her
wonnen onafhankelijkheid, waarin de lonen
zo laag zijn, dat een belangrijk percentage
van ons volk aan chronische ondervoeding
lijdt, met een zuigelingensterfte van soms 30
a 40 nog zonder een spoorwegnet, tram
wegen of postverkeer, begint een handjevol
landmeters een gigantische taak. Gegevens
over het juiste aantal ontbreken mij op dit
ogenblik, maar geschat in verhouding tot
ambtenarencijfers van nu en 130 jaar ge
leden, lijkt me een 65-tal in de buurt van de
realiteit te liggen. (Het omstreden rapport
Greve vermeldt voor 1839: 72 landmeters,
waarvan één op elk kantoor belast is met de
boekhouding.) Welnu, deze pioniers in de
landmeetkunde waren in ongeveer 20 jaren
met hun arbeid gereed, waarvan de helft,
volgens De Vos, in de laatste 5 jaren is ge
reed gekomen. Zij presenteerden het kadas
ter enige tienduizenden kaarten, door hen
gemeten en getekend, en geschikt als medium
om de grondbelasting te bepalen uit de op
pervlakte van de percelen.
De Vos is (als landmeter) in 1901 echter
niet enthousiast over het resultaat. Hij con
stateert dat kromme lijnen schetsmatig zijn
aangebracht, dat de perceelscheidingen wer
den bepaald in volle meters, terwijl in veel
gevallen het veldwerk op een „oneindig aan
tal manieren" in kaart kon worden gebracht;
„bij de oorspronkelijke kartering heeft in
Het moderne hangsysteem van de GABS-kast: de te
genwoordige opbergplaats van onze huidige merendeels
gekopieerde bijbladen. Een verbetering van het ex
terieur Maar ook van het interieur
vele gevallen de terreinkennis van de land
meter een woordje meegesproken". En hij
concludeert dan letterlijk:
„dat eene kaart op dergelijken grondslag
opgebouwd niet geschikt is om met
zekerheid vast te stellen de plaats der
perceelscheidingen, zal duidelijk zijn
(blz. 15).
En verder: „Die onnauwkeurigheid van de
meeste plans hangt ook samen met de wijze
van bezoldiging der landmeters". Deze hing
af van het aantal opgemeten percelen en het
getal hectaren. En na een becijfering: „Het
zal wel geene toelichting behoeven dat het
bedrag de landmeters wel noodzaakte om
niet de uiterste zorg aan het werk te be
steden" (blz. 18).
Dat hun activiteit door de toenmalige Neder
lander niet altijd met enthousiasme werd
begroet moge blijken uit de volgende ontboe
zeming van een dichter in „de Ommelanden
van 27 december 1832, gericht aan de amb
tenaren van het kadaster: „Verachtelijk ge
spuis, uit addrenbloed geboren, door dom
heid hoogverwaand, door laagheid diep ver
acht." Het is duidelijk, dat onze ambtelijke
voorzaten in dit blad met een lezerskring in
een gebied waar de groot-grondbezitters
(Groningen) het voor het zeggen hebben,
zeer beslist als belastingambtenaren worden
beschouwd.