102
wers hier nog niet rijp waren voor de ruil
verkavelingsgedachte.
Een periode van propaganda brak aan: de ge
dachte aan dwang bij ruilverkaveling moge
dan nog verre zijn, op basis van vrijwilligheid
was deze ingreep wél mogelijk. En zo zien
we in de tijd van na 1910, dat enkele kleine
ruilverkavelingen op stapel worden gezet,
waarvan die van de Ballumer Mieden op
Ameland de eerste is en de bekendste is ge
bleven. 200 hectare, 4000 percelen, 119 eige
naren. Notaris Poelstra te Holwerd stelde
gratis zijn „Ministerie" beschikbaar en een
enthousiast landmeter van het Kadaster kreeg
van de regering de opdracht, op voor de
eigenaren zeer aantrekkelijke voorwaarden, de
nodige (en voor het slagen zeer noodzake
lijke) werkzaamheden te verrichten.
Later kwamen de Dalfser Hooislagen: hier
van werd de uitvoering vertraagd, doordat
verscheidene eigenaren weinig voor ruilver
kaveling voelden (je eigen land is immers al
tijd beter dan dat wat je krijgt) en eerst goed
kon worden aangepakt, toen een der grootste
eigenaren ruilverkavelingsgezind) een be
duidend aantal tegenstrevers kon uitkopen.
Nóg meer bleek de ondoenlijkheid van de af
wachtende houding der Regering bij de voor
genomen ruilverkaveling van de Noordlaar-
der Maden. Aanvankelijk hadden alle eige
naren in de ruilverkaveling toegestemd en de
voorbereiding was al helemaal in kannen en
kruiken. Toch vond de grondenruil geen
doorgang, want op het allerlaatste moment
weigerde één eigenaar zijn medewerking. Het
veto van één torpedeerde in die stemmingloze
jaren een hele voorgenomen ruilverkaveling.
Dat was in 1918.
Na de eerste wereldoorlog
Na de eerste wereldoorlog werd ook in óns
land ingezien, dat het zo niet langer meer kon.
Het belang van een zo hoog mogelijke land-
bouwproduktie bracht in deze periode van
inzichtsverandering t.a.v. het algemeen wel
zijn na jaren van voorbereiding in 1923 een
wetsontwerp inzake ruilverkaveling, dat in
1924 in het Staatsblad kwam, na uiteraard de
beide Kamers der Staten-Generaal te zijn ge
passeerd.
Hier dan dus voor het eerst de wettelijke
regeling, waarbij ruilverkaveling mogelijk zou
worden tegen de wil van een minderheid: art.
23 der Wet 1924 bepaalde „In de vergade
ring wordt besloten of tot ruilverkaveling zal
worden overgegaan."
Uiteraard lag aan de spelregels t.a.v. de
stemming het sedert 1918 doorgevoerde alge
meen enkelvoudig kiesrecht ten grondslag: de
helft plus één beslist. Elke zakelijke rechtheb
bende één stem. Maar daarnaast moest ook
de grootte beslissen. De percelen van de helft
plus één kiezers moesten in kadastrale grootte
meer dan de helft uitmaken van de kadastrale
grootte van het gehele blok.
Ook zoiets als „blanco-stemmen" werd moge
lijk gemaakt: Bij het bepalen van de meerder
heid in kadastrale grootte komen percelen,
waarop een recht van opstal, erfpacht,
vruchtgebruik, gebruik en bewoning of be
klemming rust, slechts dan in aanmerking, in
dien de eigenaren én de andere zakelijk recht
hebbenden overeenstemmen.
Dubbele meerderheid moest dus beslissen of
de ruilverkaveling door zou gaan of niet. De
indertijd voorgestelde drievoudige meerder
heid werd derhalve niet overgenomen, ver
moedelijk omdat de schatting voor de grond
belasting van de belastbare opbrengst geen al
te beste graadmeter is en wellicht ook, omdat
juist de gronden met lage belastbare op
brengst het meest ruilverkavelingsbehoeftig
kunnen zijn. Het principe van „wegblijvers
zijn voor-stemmers" werd wel overgenomen.
Een artikel als dit, dat zich bezighoudt met
de historische ontwikkeling van het stemmen
bij ruilverkaveling, kan uiteraard niet voorbij
gaan aan de behandeling van het eerste ont
werp in de Tweede Kamer. In de Volksver
tegenwoordiging werd gepleit voor een
schriftelijke stemming, dan wel voor een be
paling dat de voorzitter van de stemmingsver
gadering vrij blijft, de stemming zo nodig
schriftelijk te doen plaatsvinden.
De toenmalige minister was evenwel van
mening, dat de algemene regel in onze wet
ten ook hier moest worden gevolgd, n.l. over
zaken mondeling- en over personen schrifte
lijk stemmen.
Bovendien: men moet voor zijn overtuiging
durven uitkomen.
Eerste Ruilverkavelingswet in de
Tweede Kamer
Begrijpelijkerwijze werd in de Volksvertegen
woordiging getracht het Ruilverkavelingsont-
werp in bepaalde zin een wijziging te doen
ondergaan, ook op het terrein van de stem
ming. Zo werd er een amendement ingediend,
dat beoogde dat de besluitvoering moest rus
ten op een grotere stemmenmeerderheid der
belanghebbenden. Tenminste twee-derde der