118
Volgens vgl. (15) geeft nu A-B de looptijd
r in eenheden van Ta 10/10"7 sec
10"6 sec, d.w.z. in 1000-tallen mpsec, afgezien
van een geheel aantal malen lOOOTa 10~4
sec, wat overeenkomt met een afstand van
10"4 3.108 Y2 m 15 km.
Evenzo geven de vgl. (16), (17) en (6) de
looptijd r in eenheden van resp.:
10"7 sec (100-tallen m/usec)
aflezing Aaflezing C.
10"8 sec 1 O-tallen m/usec)
aflezing Aaflezing D.
10*a sec (eenheden musec),
aflezing A.
De te meten afstand L moet dus op 15 km
betrouwbaar bekend zijn:
L n. 15 km -j- x. Bij de gemeten looptijd
telt men in de praktijk dan n. 10"4 sec op.
In het meetformulier van fig. 11 is bovenaan
tweemaal een zg. „grove looptijd'' bepaald
uit de aflezingen A-\-, AB, C en D. Uit
de verschillen A-B, A-C en A-D verkrijgt
men de looptijd in decimale opvolging, nl.
resp. in 1000-, 100- en 10-tallen mus
uitgedrukt, terwijl de nulpuntsvrije waarde
(-A+) (A
2eenheden van m/tsec op
levert. De eenheden (4) van A-B (84) moe
ten dan overeenkomen met de tientallen (5)
van A-C (57) enz. I.v.m. mogelijke aflees-
fouten in de eenheden houdt men de meer
betrouwbare tientallen aan. De te bepalen af
stand is hier ongeveer 28 km, zodat bij de
gemeten looptijd 1.10"4 sec moet worden op
geteld.
7. De nauwkeurige bepaling
van de totale looptijd
De A aflezing levert dus de kleinste eenheden
van de looptijd. Het A-kristal van het hoofd
instrument is dan ook nauwkeurig geijkt en
bevindt zich in een ruimte waarvan de tempe
ratuur geregeld en gemeten kan worden. Een
ijkgrafiek levert de kleine frequentiecorrectie
als functie van de gemeten temperatuur.
De nieuwe uitvoering van de Tellurometer
(mark 2) bevat een thermostaat, waarin de
optimale temperatuur voor de kwartskristallen
automatisch wordt gehandhaafd.
Bij de fasemeting A zijn er nog 4 schakelmo
gelijkheden aan het neveninstrument, n.l.
A-f- (normale stand), AA—R en A-|-R
(R betekent hier „reverse" of „backwards").
Hiermee ontstaan gespiegelde en diametrale
aflezingen (zie ook fig. 10). Men elimineert
hiermee:
a) de nulpuntsfout. Wanneer de looptijd r
precies een veelvoud van de trillingstijd Ta is:
t kA.Ta, dan behoort de faseaflezing Ad-
juist nul te zijn. Zo niet, dan is er sprake
van een nulpuntsfout. De schakeling Ais nu
zo gemaakt, dat het elektronische nulpunt juist
midden tussen de aflezingen A+ en Ain-
ligt. Het gemiddelde van de absolute waarden
van A+ en Akomt dan overeen met een
aflezing die vrij zou zijn van de nulpuntsfout.
b) de excentriciteitsfout <jlie ontstaat wanneer
de cirkelvormige tijdbasiS op het scherm niet
concentrisch t.o.v. de schaalverdeling ligt. Zij
wordt geëlimineerd door elektronisch de af
lezingen A+ en At.o.v. het middelpunt van
de tijdbasis te spiegelen, waardoor resp. de
diametrale aflezingen A R en A R ont
staan.
De 4 genoemde schakelingen bij de faseme
ting A worden gebruikt bij de z.g. „nauwkeu
rige bepalingen" van de looptijd, zie onder
aan fig. 11Hierbij worden beide instrumen
ten op elkaar afgestemd (met behulp van de
afstemknop, zie par. 5) op opeenvolgende
draaggolffrequenties, welke b.v. steeds 10 of
20 MHz verschillen. Bij elke afstemming, aan
gegeven met een nummer van een schaaltje,
dat gekoppeld is aan de afstemknop, verricht
men 4 aflezingen A AA -)- R en A R,
zoals hierboven omschreven.
Een en ander heeft ten doel uit het gemiddel
de van deze bepalingen invloeden van reflec
ties zo goed mogelijk te elimineren. Een deel
A+
A"
A" R
A+R
Fig. 10. Vier opeenvolgende aflezingen aan het hoofdinstrument.