<:\Ü&re.ld
is een ontwikkeling
door G. A. B. Frinking, landmeetkundig ambtenaar A van het
Kadaster te Eindhoven.
Op een zonnige dag in mei van het jaar 1920
verliet de jongste tekenaar van een bekend
architect in een provincieplaats in het noorden
van ons land de tekenkamer.
Voorzichtig droeg hij een houten raam ter
grootte van honderd bij vijfenzeventig centi
meter voor zich uit en ging er mee via het
achterhuis naar een zonnige plek in de tuin.
Het houten raam zag er uit als een schilderij
en kon een aquarel achter glas zijn. De jonge
man legde het raam in de zon, keek op zijn
horloge en verdween in de keuken, waar hij
een tuinslang met de waterleiding verbond,
het andere einde mee naar buiten nam en
naast het raam legde. Het water golfde rustig
over de grond, terwijl het jongmens een af
wachtende houding aannam. Toen raadpleeg
de hij weer zijn uurwerk, keerde resoluut het
raam om, zodat het glas naar onderen lag,
maakte een paar klemmen los, waardoor de
achterplaat van het schilderij" vrij kwam.
Hij legde deze weg en griste met een vlugge
beweging het nu zichtbare papier uit het
raam, liep er mee naar een schaduwplekje en
begon vervolgens de blauwachtige kant met
de tuinslang grondig af te spuiten. De kleur
werd nu veel dieper blauw en op een bijna
magische wijze kwam er een tekening te voor
schijn: het ontwerp van een landhuis voor
notaris X. Onze jonge tekenaar had een
blauwdruk gemaakt.
Nauwelijks enkele jaren later, het was in het
jaar 1924 en genoemde gelegenheids-licht
drukker was van de bouwkunde naar de
waterbouw overgestapt bij de rijkswaterstaat,
was er sprake van een opzienbarende nieuwe
vinding: er was een nieuw soort lichtdruk-
papier op de markt verschenen, waarbij het
niet meer nodig was met water te spoelen,
maar voldoende om het belichte papier in een
kastje te leggen, waarin een schoteltje met
ammoniak stond. Het leek te mooi om waar te
zijn, maar de rijkswaterstaat moest het direct
proberen. De belichting geschiedde met de
installatie die altijd voor blauwdrukken was
gebruikt. Deze bestond uit een staande glazen
cilinder met naar schatting een middellijn van
een meter en een hoogte van twee meter.
Boven deze hing een koolspitsen lamp, die in
de cilinder op en neer kon worden bewogen,
nadat tegen de buitenkant van het gebogen
glas achtereenvolgens calque, lichtdrukpapier
en afsluitdoek waren aangebracht. Als de
stroom werd ingeschakeld ontstond er door
kortsluiting (de kolen stonden beide verti
caal) een soort steekvlam, die de bovenste
kool naar boven dreef, maar wanneer de af
stelling juist was resulteerde in een verblin
dend licht. Het belichte nieuwe papier ging
in het kastje met ammoniak en na korte tijd
werd het er uitgehaald en de lichtdruk was
een feit. Het Ozalid-lichtdrukpapier had zijn
entree gedaan bij de rijkswaterstaat, en trad
geheel in de plaats van het vroegere blauw
drukpapier, want behalve de grotere gevoelig
heid (korte belichting) en de droge en snel
lere manier van ontwikkelen, had het nieuwe
materiaal nog een belangrijk voordeel: het
beeld was positief, d.w.z. het had zwarte
lijnen op witte grond, terwijl het blauwdruk
papier witte lijnen op blauwe grond had.
Merkwaardigerwijze zou het nog dertig jaar
duren voordat het kadaster, en dan nog
slechts aarzelend, tot Ozalid-lichtdrukpapier
overging, en men kan zich afvragen waarom
daar nog zo lang het kopiëren werd beoefend
als eerzaam handwerk en niet werd ver
vangen door het snelle en goedkope licht
drukken. Speelt hier de ambtelijke „Welt-
fremdheid", zoals Dr. A. van Braam dit uit
drukt in zijn. geschrift: „Ambtenaren en
bureaucratie in Nederland als hij het heeft
over de oorzaken van wat hij noemt bureau-
cratisme en waarmee hij bedoelt een onbe
kendheid met hetgeen zich in andere kringen
afspeelt, een rol? Hoe het zij: Het kadaster
121