125 2. Kijk bij het tekenen van de dunnere lijn, dus bij het interpoleren, steeds naar de reeds ter weerszijden getekende lijnen en tracht hun onderlinge afstand te halveren. 3. Werk aan deze oefening een kwartier, en zeker niet langer dan een half uur per dag, maar sla dan ook beslist geen dag over. Na weken van volhouden kan die handvaardig heid verkregen worden, welke nodig is om strakke lijntjes te tekenen, en dat met een nauwkeurigheid van 0,1 mm in de plaats waar ze getekend moeten worden. b. Aansluitend op bovenstaande oefening kan met de volgende begonnen worden. Construeer en inkt weer een ruitennet zoals onder la beschreven is. Span over dit raster een stukje calqueerlinnen. Maak het nogal vettige oppervlak van het linnen stroever door het licht te krijten. Gebruik daarvoor gezui verd krijtpoeder en een pluk watten. Inkt nu uit de vrije hand rechtstreeks op het linnen een zelfde stelsel dikke evenwijdige lijnen als onder la behandeld is. Haal daarna het raster weg en interpoleer vervolgens op het calqueerlinnen met een koperen tekenpen de iets dunnere lijnen tus sen de reeds getekende. Zorg daarbij steeds de onderlinge afstand tussen twee opvolgende lijnen zo goed mogelijk te halveren, en gelijk tijdig een strakke en regelmatig gedekte lijn te verkrijgen. Zodra dit voltooid is, en wel met een goed resultaat, tracht dan met een stalen teken pennetje de haarlijnen op de eerder beschre ven wijze aan te brengen. Vanzelfsprekend dient deze oefening her haald te worden als het resultaat van de eerste onvoldoende blijkt te zijn. Gestreefd dient te worden naar regelmatige onderlinge afstanden van de lijnen, naar strakke en ge dekte lijnen, en naar een volkomen gelijke kleur van lijnen die tot dezelfde soort be horen. Aan te bevelen is om deze oefening ook eens uit te voeren op ander transparant materiaal, b.v. op kodatrace of op permatrace, teneinde ook met de bewerking van deze materialen vertrouwd te raken. Desgewenst kan daarbij figuur 2 als voor beeld dienen, waarbij echter moet worden opgemerkt dat deze figuratie meer eisen stelt aan de tekenaar dan die van de eerste oefe ning. WENKEN: 1. Het kan niet genoeg gezegd worden dat, om goed gedekte lijnen te verkrijgen, het noodzakelijk is de inktdraad óp het materiaal te leggen, en niet met de tekenpen er in te krassen. 2. Gooi nooit nieuwe tekenpennen weg als daarmede niet onmiddellijk een goed resultaat verkregen wordt. Het kan inderdaad voor komen dat een nieuwe pen een iets te scherpe punt heeft. Bewaar de pen enkele weken, en veelal zal dan blijken dat, hetzij door oxyda-tie van de penpunten, hetzij door de intussen toegenomen ervaring van de tekenaar, de bewuste pen toch nog bruikbaar is. 3. Brand een tekenpen niet schoon. Dit heeft tot resultaat dat de penpunten brozer, en daardoor gemakkelijk breekbaar worden. Het schoonmaken met een linnen lapje (uitgewas sen calqueerlinnen!draagt bij tot het behoud van de veerkracht van de punten. 4. Het verdient aanbeveling om tijdens het inkten van lijnstukjes het calqueerlinnen met de linkerhand vlak tegen het tekenbord te drukken. Doe dit niet rechtstreeks met de vingers (de huid is vettig en wasemt uit), maar gebruik een spits geslepen houtje, b.v. de tot een punt geslepen onderkant van een oude penhouder of radeernaald. 5. Het wegraderen van franjes aan de ge- inkte lijn met een, scherp geslepen, radeer naald vereist dezelfde zorg als het tekenen met een stalen tekenpen. Ook hierbij dient de naald óp het linnen te blijven en mag in geen geval in het materiaal gekrast worden. Op deze wijze wordt wel de inktdraad weggera- deerd, maar blijft het met paraffine geprepa reerde linnen onbeschadigd en dus volkomen transparant. Wordt echter het materiaal waarop getekend is door het raderen bescha digd, dan bestaat er kans dat sporen van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 17