Er is een tijd geweest, waarin het Kadaster nagenoeg alle basismateriaal leverde voor het maken van stads- en landkaarten. De ge meente-atlas van Kuiper van een eeuw ge leden was haast een kopie van de kadastrale verzamelkaarten; menige stadsplattegrond uit de vorige eeuw is gemaakt door een ambte naar van het Kadaster; de bijwerking van topografische kaarten voor een nieuwe uit gave gebeurde mede m.b.v. de kadastrale plans die daartoe naar de Topografische Dienst werden gezonden; uitbreidingsplannen werden nog in de twintiger jaren geheel ge De op allerlei gebied haast-gezapige tijd van rond de eeuwwisseling (voor mijn part zelfs nog te nemen als periode tussen 1880 en 1920) is echter totaal onvergelijkbaar met de orkaanachtige jaren van na de Tweede Wereldoorlog. Het tempo van de groei naar een totale ruimtelijke ordening van ons land steeg na 1945 met voor de kadastrale dienst angstaanjagende snelheid. In dit verband moge men vooral in het oog vatten, dat in Nederland in de crisisjaren van 19301939 de tijd wel héél ongunstig was voor de propa ganda voor hermeting van daartoe geëigende gebieden en dat ook voor herkaartering van totaalversleten plans in die tijd van strenge bezuiniging op overheidsuitgaven haast geen gelden bij Financiën konden worden losge peuterd. Een van de weinige dingen uit de bezuinigingsjaren die voor de toekomst van het Kadaster van eminent belang zijn geble ken, was de doorbraak naar de velddienst van het corps middelbare ambtenaren. Zonder de minste hovaardij (eerder nog met angst in het hart voor de toekomstige ontwikkeling) kan men vaststellen, dat bij afwezigheid van deze doorbraak de kadastrale dienst na de oorlog „helemaal nergens was geweest". 140 herinner ik me uit het begin der twintiger jaren, dat landmeter (de latere Ingenieur- Verificateur) De Korver in Alkmaar een stukje stadsuitbreiding ging hermeten: de hele landmeetkundige dienst ging voor en na eens in het terrein kijken, hoe dat wel in z'n werk ging. De zeldzaamheid van het gebruik van een theodoliet toentertijd bleek me enige jaren later in Roermond: landmeter Glerum bezigde bij de polygonering van een wegverbreding onder Roermond eens een hoekmeetinstru- ment met sexagesimale schaalverdeling die met een loep moest worden afgelezen. Cen treren gebeurde met een schietlood zonder enige mogelijkheid tot kleine verschuivingen d.m.v. een centreerplaat. Maar dat was dan ook nog een theodoliet uit 1875. Vermoedelijk was diezelfde theodoliet als noviteit gebruikt bij de prachtige hermeting van het dorp Kerkrade rond de Domaniale Mijn en de mijn Neuprick, in het meest-zuid- oostelijke uithoekje van Limburg, ongeveer tachtig jaar terug. Zowat een kwart eeuw geleden kreeg ik in deze hermeting met z'n uitstekend kunste naars-veldwerk een deel van m'n landmeet- opleiding en kon ervaren, dat nagenoeg de gehele technische grondslag (aarden buizen in groten getale) nog aanwezig was of kon worden gereconstrueerd, ruim een halve eeuw na zijn vastlegging. Ongemerkt ben ik hier gekomen bij de derde doelstelling van het Kadaster: kartografische basis voor ruimtelijke ordening. Want al kan het onmogelijk de bedoeling van die Lim burgse landmeter zijn geweest, met zijn werk een bijdrage tot deze basis te leveren (ruim telijke ordening was nog een haast onbekend begrip), zijn arbeid gaf mede de lijn aan, die leidde tot onmerkbare groei naar die derde doelstelling. Kartografische basis maakt met de kadastrale kaart als onder grond. En dit laatste zou in de meeste plaat sen nu nog het geval zijn, indien de land meetkundige dienst van het Kadaster bij machte zou zijn geweest, het tempo van de groei in ons land naar ruimtelijke ordening en naar planologie in het algemeen bij te houden. Bij te houden als de Limburgse land meter dit in de tachtiger jaren in Kerkrade deed, toen hermeting rond de Domaniale Mijn nodig bleek: bij te houden ook, als de land meter De Koningh (uit de familie van de Arn hemse instrumentenbouwer) omstreeks 1885 deed, wiens hermeting van een deel van Bun schoten ook ons mensen uit 1960 nog tot voorbeeld kan zijn. Integratie Die doorbraak naar de velddienst der middel bare kadastertechnici had vérgaande integra tie tot gevolg. Want wat zagen we na de Bevrijdingsroes gebeuren, toen bleek dat van efficiënt gebruik van het totale landmeetkun dig potentieel in Nederland geen sprake (meer) zou zijn? Niet gehinderd door maat regelen van een centrale overheid die dit potentieel planmatig en coördinerend zou kunnen inzetten in de meestdringende con treien, kochten de meest-actieve gemeente-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1960 | | pagina 4