176
Met beeldschrift worden in de kaart die ele
menten aangeduid, waarvan de werkelijke
vormen niet duidelijk leesbaar in de vereiste
kaartschaal kunnen worden afgebeeld. Ze
worden dan vervangen door symbolen.
Ook wordt beeldschrift gebruikt om hoeda
nigheden van lijnen en eigenschappen die op
vlakken betrekking hebben weer te geven. In
het bijzonder ter vervanging van (in)kleuren,
als dit om praktische redenen niet gewenst of
onmogelijk is, kan het beeldschrift uitkomst
geven. Gedacht wordt hierbij aan eigenaren-
kaarten, in het algemeen aan speciale teke
ningen als rivierkaarten, waterstaatskaarten,
geologische kaarten, geologische profielen,
enz.
Een nadere behandeling van het beeldschrift
ligt buiten het kader van dit artikel. In over
eenstemming met het opschrift van dit hoofd
stuk zal nu een beknopte beschouwing over
ons letterschrift volgen.
In de westerse wereld wordt algemeen zoge
naamd Romeins schrift gebezigd. De herkomst
van alfabet en lettertekens is terug te voe
ren tot het ten tijde van het Romeinse rijk tot
ontwikkeling gekomen Romeinse alfabet en
kapitaalschrift (capitalis quadrata). De vele
steeninscripties in de oude catacomben, op
zuilen en triomfbogen, getuigen nog hiervan.
De op perkament geschreven Romeinse kapi
talen (capitalis rustica) waren door hun hoe
kige vormen en de uit gebroken lijnstukjes
bestaande letterdelen niet bepaald vlot schrijf-
baar. Gedreven door behoefte aan een sneller
schrijfbaar schrifttype ontwikkelde zich in de
latere handschriften, geïnspireerd op de Ro
meinse kapitalen, de unciaalvorm. Het hoe
kige van de klassieke letter is hierin vervan
gen door een meer rondvormig karakter. Nog
heden ten dage wordt de unciaal gebezigd
voor plechtige en feestelijke teksten.
Na de volksverhuizing, omstreeks het jaar
400, ontstaan velerlei schrifttypen, welke na
tionaal van karakter zijn en al dan niet her
inneren aan het klassiek Romeins. De onder
ling sterk uiteenlopende karakters van deze
lettertypen vormden echter een belemmering
in het onderhouden van contacten op allerlei
gebied tussen de verschillende volkeren. Tij
dens de regering van Karei de Grote (768—
814), een periode van centralisatie, worden al
deze typen geleidelijk aan verdrongen door
de wel zeer duidelijk leesbare en uit fraaie
beeldvormen bestaande minuskels of kleine
letters. Waarschijnlijk ontstaan in het St.
Maartenklooster te Tours, een cultureel cen
trum onder leiding van de abt en geleerde
Alcuin, verspreidt deze letter zich snel over
geheel West-Europa.
Niet alleen haar bijzonder goede hoedanig
heden voor boek- en gebruiksschrift, maar
ook het zich sterk ontwikkelend cultureel ver
keer tussen de kloosters onderling en tussen
de kloosters en de scholen van die tijd Parijs,
Aken), hebben de verbreiding van de, later
genoemde, Karolingische minuskel en haar
groei tot internationale letter sterk in de hand
gewerkt.
Vermeldenswaard is tevens dat nu duidelijk
en consequent woord- en zinsscheidingen in
de teksten optreden, hetgeen als bijdrage tot
meerdere leesbaarheid van het schrift ge
noemd mag worden.
Nadere bijzonderheden over de bovengeschet
ste ontwikkelingsgang zijn te lezen in hoofd
stuk XI van het reeds genoemde boek
50 Eeuwen Schrift, en in de hoofdstukken C
en E van het Buchstabenbuch.
Romeinse kapitalen en Karolingische minus
kels (tijdens de Renaissance tot de humanis
tische minuskel volgroeid) hebben zich be
houdens kleine wijzigingen in de grondvor
men, tot heden ten dage als de meest prak
tische lettertekens voor boekschrift gehand
haafd. Dit dubbel-alfabet, thans bestaande
uit tweemaal 26 letters, zal in de voortzetting
van deze verhandeling met de verzamelnaam
Romeinse lettertekens worden aangeduid.
Pogingen om deze tekens door eenvoudiger
vormen te vervangen zijn altijd tot mislukking
gedoemd gebleven. Zo hebben b.v. de tekens
A en gelanceerd voor de letters A respec
tievelijk S in de periode na de eerste wereld
oorlog, geen ingang gevonden. Evenals dit
met de vereenvoudigde spelling in de Neder
landse taal geschied is, zou ook voor invoe
ring van vereenvoudigde lettertekens minstens
een stimulerend optreden van de overheid,
met name door onderrichting op de lagere
school, nodig zijn om een algemene toepas
sing te bewerkstelligen.
Het schrift heeft een dienende functie. Er is
wel iets voor te zeggen om de gangbare
grondvormen te vervangen door tekens die
nog sneller leesbaar en schrijfbaar zijn. Hier
in schuilt echter nog meer dan nu al het geval
is het gevaar, dat sneller schrift tot verwaar
lozing, dus tot minder goed of in het geheel
niet leesbaar schrift leidt. En zeer zeker zal
het evenwicht tussen de esthetische betekenis
en de eenvoud van de grondvormen, dat bij
de Romeinse lettertekens zo kenmerkend is,