177
bij ieder ontwerp voor sneller schrift in het
gedrang komen.
Een geheel andere kwestie is dat, met behoud
van de grondvormen, vele variaties in de af
werking hiervan te bedenken zijn. En inder
daad bestaan er ook vele typen, welke al naar
gelang hun karakter met meer of minder suc
ces voor bepaalde doeleinden gebruikt wor
den. De typograaf weet hierover mee te pra
ten; voor boek-, kranten- en reclamedruk
staat hem een uitgebreide verzameling letter
typen ter beschikking. De belangstellende
lezer vindt hierover in deel I van de Algrafi-
sche Serie, onder redactie van A. H. G. Blan-
kenstein, op interessante en toch beknopte
wijze verschillende aspecten belicht.
Welke van de gangbare lettertypen eigenen
zich nu het beste voor te vervaardigen kaar
ten?
Wel algemeen zal degene die de kaart ge
bruikt het op prijs stellen, dat het kaartbeeld
duidelijk en vlot leesbaar is, en dat bovendien
op de kaart zoveel mogelijk gegevens worden
medegedeeld.
Aan deze voorwaarden kan de kaarttekenaar
voldoen door de keuze van een zo eenvoudig
mogelijk lettertype. Dit is het type waarbij
met behoud van de Romeinse grondvormen zo
min mogelijk inkt gebruikt wordt.
Geschreven schrift of rondschrift komen in
geen geval in aanmerking. Zelfs dient in dit
verband gezien het toepassen van dunne
lijnen en dikke balken, van schreven en van
driehoekjes achterwege gelaten te worden.
Het letterskelet getekend met een strakke lijn
van gelijke dikte voldoet het meest aan de
gestelde voorwaarden. Afhankelijk van de
lijndikte wordt dan gesproken van blokschrift
of draadschrift.
Het kan niet ontkend worden, dat toepassing
van uitsluitend blok- en (of) draadschrift op
kaarten met een uitgebreide inhoud, zoals b.v.
de Nederlandse rivierkaart, oorzaak is van
een zekere monotonie in het kaartbeeld. Dit is
niet bevorderlijk voor een vlotte leesbaarheid
van de kaart, en is bovendien uit esthetisch
oogpunt niet altijd bevredigend. In dat geval
kan toepassing van het Bodoni type voor de
meest belangrijke mededelingen een verbete
ring betekenen, zowel als bijdrage tot de over
zichtelijkheid van de totale beschrijving, als
wel tot verfraaiing van het kaartbeeld.
Jean Baptiste Bodoni, omstreeks 1800 letter
gieter en boekdrukker te Parma, ontwierp
voor staande en schuine kapitalen een ge
ïdealiseerd Romeins lettertype. Hierbij zijn de
grondvormen van de klassieke Romeinse ka
pitalen uitgevoerd in opgaande dunne lijnen
en neergaande dikke balken, en zijn de letters
afgewerkt met haarlijnschreefjes. In dezelfde
stijl zijn door hem ook de kleine letters uit
gevoerd.
Behoudens kleine wijzigingen in de oorspron
kelijke Bodoni-uitvoering zal dit lettertype
nader besproken worden, en zullen daarop
aansluitend in dezelfde uitvoering de minus
kels volgen.
De blok- en draadletters zijn hieruit af te
leiden door het achterwege laten van het dik-
dun contrast en het weglaten van de schreef
jes en driehoekige afwerking. Daarom zal
naast iedere Romeinse letter de bijbehorende
blokletter gegeven worden.
Het is niet noodzakelijk om het blokschrift
met behulp van de trekpen te tekenen. Niet
alleen kost deze wijze van uitvoeren betrek
kelijk veel tijd en is daarom oneconomisch,
maar bovendien zullen dan de, moeilijk met
de trekpen te tekenen, gebogen vormen on
gunstig afsteken bij de zeer strakke rechte
delen. Verreweg het beste is om, steunend op
de handvaardigheid opgedaan met de oefe
ningen uit het tweede hoofdstuk, een ruw
opgezette potloodschets onmiddellijk met de
redispen te inkten. Na enige oefening kan
spoedig een goed resultaat verwacht worden.
De ronde uiteinden van de met de redispen
geïnkte lijnstukken worden met een teken
pennetje rechthoekig afgewerkt.
Op het tekenen van draadschrift wordt in een
volgend hoofdstuk uitvoerig ingegaan.
Met behulp van de in de letterfiguren (zie
gegeven aanwijzingen kunnen nu, als Ro
meinse letter en als blokletter, de 26 kapitalen
(ook wel majuskels of hoofdletters geheten)
en de 26 kleine letters (minuskels) getekend
worden. En dit kan nog uitgevoerd worden
achtereenvolgens in verticale en in naar
rechts hellende stand. Het een en ander zou
neerkomen op het tekenen van 8 X 26 letter
tekens. Daarbij wordt dan o.a. door con
gruentie van onderdelen in de verschillende
letters eenzelfde moeilijkheid enige malen her
haald. Immers is de rechterhelft van de D en
de linkerhelft van de C en de G gelijk aan de
rechter- resp. linkerhelft van de O. En aan
wijzingen voor het tekenen van de ronde vor
men van de B en van de R zijn dezelfde als
die voor de O. Soortgelijke overeenstemmin
gen komen ook bij de minuskels voor.
De letterfiguren zullen in de volgende aflevering
opgenomen worden.