van ca. één miljoen ha waren in 1956 meer
dan 850.000 ha land opnieuw ruilverkave-
lingsbehoeftig en van deze 8,5 honderd
duizend bunders Hessische gronden moesten
300.000 ha binnen zo kort mogelijke tijd een
ruilverkaveling ondergaan, wilde men de
boerenbevolking van de betreffende gemeen
ten er behouden. 200.000 ha ruilverkavelings-
maagdelijke grond, plus 300.000 ha te her-
verkavelen terrein; samen dus een half mil
joen ha, die vóór 1970 op de een of andere
wijze een „Integralmelioration moeten on
dergaan, teneinde, bij de loslating van alle
toltarieven, ook op het gebied van de land-
bouwhuishouding zo modern en zo sterk
mogelijk in de Europese Economische Ge
meenschap te kunnen treden. Welk gewicht
men in Duitsland hier aan hecht, wordt men
gewaar bij lezing van het artikel van Dr. agr.
Dr.-Ing. E. Lang. Oberregierungsvermes-
sungsrat aan het Hessische Ministerie voor
Landbouw en Boswezen te Wiesbaden, voor
komende in de V.T.R. van juli 1960 e.v.
Een half miljoen ha binnen 15 jaren behan
delen, betekende een jaarlijkse afwerking van
40.000 ha, betekende een verhoging met meer
dan 100% van de huidige jaarproduktie van
19.000 ha. Zou men op de oude voet met de
„Flurbereinigung" voortgaan, dan zouden on
geveer 1000 nieuwe ambtenaren bij de ruii-
verkavelingsdienst moeten worden aange
steld, tot een totaal van 1750 man. Hoe weinig
,,op deze oude voet" de arbeidsproduktiviteit
kon worden opgevoerd, blijkt wel uit de om
standigheid dat voor de verkaveling van 100
ha in 1880 ongeveer 1155 mandagen nodig
waren, en dat ondanks alle technische ver
beteringen dit getal in 70 jaren slechts met
5 was gedaald, namelijk in 1950 op 1100
mandagen. De enige weg naar versnelling
werd geacht: automatisering van het tech
nisch werk en van de registratie der oude en
nieuwe percelen, gepaard gaande met een
omvorming van de bestaande meetmethode,
echter met volledig behoud van de garantie
voor de rechtszekerheid van de eigendom.
Dr. Lang meent aan de hand van vijf jaren
praktijk te kunnen vaststellen, dat de ver
groting van de jaarlijkse gereedgekomen ruil
verkavelingsoppervlakte ten volle is geslaagd.
In 1959 bedroeg deze reeds 40.600 ha en
voor 1960 wordt op 45.000 ha gerekend.
Naast de vergroting van de hoeveelheid was
op generlei wijze vermindering van de hoe
danigheid van het werk vast te stellen. In
tegendeel!
Door inschakeling van elektronische reken
en kaarteermachines in eigen beheer was het
de Hessische Ruilverkavelingsdienst mogelijk,
jaarlijks de berekening van de coördinaten
van 35.000 polygoonpunten, die van 350.000
grenspunten, de kaartering van 40 plans en
oppervlakteberekening uit coördinaten van
35.000 ha uit te voeren. Dit betekende tevens
de volautomatische verwerking van 45.000
eigenaarskaarten, 400.000 tot 500.000 per-
ceelkaarten van de oude toestand en 60.000
tot 70.000 perceelkaarten, die de nieuwge-
schapen toestand betreffen.
Het zal vermoedelijk begrijpelijk zijn, dat in
Hessen onder de nieuwe omstandigheden de
werkmethoden te velde eveneens zijn aange
past. Inschakeling van de elektronische reken
machine bracht mede, dat men er zo veel
mogelijk van de voerstraalmethode gebruik
maakt. Door het werken met een zelfredu-
cerende afstandsmeter (als b.v. de D.K.R.T.)
is zelfs het gebruik van een meetband niet
meer nodig. Grootteberekening m.b.v. coördi
naten maken de pool- en schijfpoolplanimeters
overbodig. Zelfs passer en schaal zijn nage
noeg werkloos door de ontwikkeling door de
firma Zuse uit Hersfeld en de firma Wild
uit Heerbrugg van een automatische coör-
dinatograaf, die met een nauwkeurigheid van
0,02 mm kaarteert.
Hier dus de omgekeerde volgorde van die,
welke men in Oostenrijk zag: In Oostenrijk
uit luchtfoto's eerst een uitstekende kaart,
op de kaart prikt men optisch de grenspunten
in, waardoor mechanisch de coördinaten wor
den verkregen van de hoekpunten der afzon
derlijke percelen, met welke coördinaten
d.m.v. ponskaarten de perceelgrootten wor
den berekend. In Hessen een dicht veld van
polygoonpunten, op welke laatste m.b.v. de
voerstraalmethode (richting en afstand d.m.v.
een optische lengte- en richtingsmeting) alle
knikpunten van alle grenzen worden vastge
legd. Rekenautomaten en tekenautomaten
kunnen de rest doen, d.w.z. de berekening
der coördinaten van veelhoeks- en grens
punten, gevolgd door enerzijds berekening
der perceelgrootten en anderzijds kaarteren
der plans. Controle op de geleverde coördi
naten is gemakkelijk gemaakt, doordat de
rekenautomaat naast de kant en klaar getypte
lijst van coördinaten de berekende afstanden
neerschreef tussen de opeenvolgende poly
goon-, meet- en grenspunten, welke laatste
meestal als kortgesloten maten op het terrein
zijn „meegenomen".
Lezing van het zeer interessante betoog van
Dr. Lang is ten zeerste aan te bevelen.
247