6
In fig. 1 stellen WI en Wil weerstanden
voor, die aan een stroomketen zijn aangeslo
ten. Verbindt men een punt van XVI met een
punt van Wil door een geleider, dan zal, in
het algemeen, de spanning in het punt van
Wl niet gelijk zijn aan die in het punt van
Wil. Door dat spanningsverschil ontstaat in
de geleider B „de brug") een stroom.
Wordt echter het punt op Wil zodanig ge
kozen, dat de verhouding der stukken, waar
in WII door dat punt wordt verdeeld, dezelf
de is als die der stukken waarin WI door het
eerste punt wordt verdeeld, dan hebben de
punten die door de brug verbonden zijn, de
zelfde spanning en de brug is derhalve
stroomloos. De brug B in fig. 1 zal dus
stroomloos zijn als Wl Wo W3 W4.
In alle andere gevallen gaat er een stroom
door de brug.
Door een stroomversterker in te schakelen
kan deze brugstroom versterkt worden en kan
daarna worden aangewend om met mechani
sche hulpmiddelen het punt langs WII te ver
plaatsen. In fig. 2 wordt hiervan een schema
tische voorstelling gegeven.
fig. 2
Rl en Z?II zijn draadstangen. 7?I wordt op de
een of andere manier gedraaid, door hem b.v.
aan een instelling van een instrument te kop
pelen, of zoals in de figuur is aangegeven,
door hem gewoon met behulp van een hand-
wiel te draaien. Hierdoor beweegt S1 langs
Wl. De draadstang /?II wordt aangedreven
door een elektromotor Mwaardoor So langs
Wil verplaatst wordt. Is de stand van St
t.o.v. de stand van S2 zodanig, dat WW
W3 W4, dan is de brug stroomloos en
ontvangt de motor geen stroom. Wordt ech
ter St langs WI verplaatst, dan zullen deze
verhoudingen niet meer gelijk zijn. In de brug
ontstaat derhalve een stroom die, na verster
king door de versterker V, de motor M aan
drijft, waardoor So langs Wil wordt bewo
gen. Zodra So een dusdanige stand heeft in
genomen dat weer W1 Wo W3 W4,
wordt de brug wederom stroomloos en stopt
de verplaatsing.
Daar So als het ware de verplaatsing van S4
volgt, wordt deze inrichting in het Duits de
„Nachlaufsteuerung" genoemd. Wij zullen er
de naam „volgbesturing" aan geven.
Een andere vorm van volgbesturing vinden
we bij de „inductiemotoren" of ook wel de
„elektrische as" genaamd (in het Duits be
kend als „Drehmelder"
Cmprangir
fig. 3
Zo'n systeem bestaat, zoals uit fig. 3 blijkt,
uit twee gelijkwaardige motoren, de „gever"
(Geber) en de „ontvanger" (Empfanger).
Zijn deze motoren op de juiste manier gelei
dend met elkaar gekoppeld, dan bezitten ze
de eigenschap, dat bij ongelijke standen van
de „kern" of rotor" in de ontvanger en in de
gever, er een inductiestroom in de geleiding
ontstaat, die de kern in de ontvanger in de
zelfde relatieve stand brengt als die in de
gever. Is dit bereikt, dan zijn de inductiespan
ningen in gever en ontvanger gelijk en houdt
de inductiestroom op. Het gevolg hiervan is
dus, dat, wanneer we de kern in de gever
over een bepaalde hoek verdraaien, de kern
in de ontvanger onmiddellijk over dezelfde
hoek, in dezelfde zin wordt verdraaid.
Aan deze vorm van volgbesturing zijn belang
rijke voordelen verbonden. Zo kunnen, zoals
in fig. 4 wordt aangegeven, aan één gever,
gelijktijdig meer ontvangers worden aange
sloten, ook is van groot belang, dat het sy
steem zichzelf synchroniseert.
In fig. 4 zijn vier ontvangers aangesloten op
één gever. Alle nemen precies dezelfde, rela
tieve stand in.
Verder wil ik hier alleen nog even wijzen op