moeilijke omstandigheden steeds tot een goed einde weten te brengen. Wanneer de buis eenmaal is uitgelegd wor den beide einden stevig bevestigd en van peil glazen voorzien. Deze peilglazen moeten zich ongeveer op dezelfde hoogte bevinden, ten einde het bereik van de meting bij variatie van de buisinhoud (bijv. door temperatuur- invloed) zo groot mogelijk te houden. Naast de peilglazen wordt een meetlatje bevestigd voor het aflezen van de waterspiegel: deze meetlatjes zijn dus eigenlijk de baken, de buis met water is het waterpasinstrument. Voor beschutting van waarnemers en instrumenten op het landstation dient een tent; de waar nemer op de golfmeetpaal moet zich met heel wat minder comfort tevreden stellen. Wanneer de watermassa tot rust is gekomen kan het waarnemen beginnen: aan beide zij den leest men om de 10 minuten gelijktijdig de waterstand in het peilglas af. Op hetzelf de moment moet aan weerszijden een nauw keurige barometer worden afgelezen. Door het ontbreken van geschikte instrumenten (zie lit. 6) alsmede door de gebrekkige opstel lingsmogelijkheid is echter bij de overgangen naar de golfmeetpalen geen luchtdrukcorrec tie toegepast. Vanaf het schip meet men re gelmatig zo mogelijk op verschillende plaat sen langs het kabeltracé de watertempera tuur bij de zeebodem. Om een werkelijke cor rectie voor ongelijke waterdichtheid te bere kenen is dit waarnemingsprogramma onvol doende, doch tezamen met de aan beide sta tions gemeten zeewatertemperaturen levert het een aanwijzing voor de grootte van de afwijking die optreedt bij verwaarlozing van de dichtheidscorrectie. Het waarnemingsprogramma wordt geduren de minstens 13 uur ononderbroken voortge zet teneinde eventuele invloeden van het ge tij zo goed mogelijk te elimineren; wil men ook de verschillen van dag- en nachtwaar nemingen elimineren, dan is een periode van 25 uur gewenst. Bij langere waarnemings perioden verkrijgt men de mogelijkheid regel matig terugkerende systematische afwijkin gen te ontdekken en hun oorzaak op te spo ren. Door middel van normale waterpassing wordt tenslotte de hoogte van het meetlatje op het landstation gemeten ten opzichte van een na bijgelegen peilmerk van het N.A.P. Wanneer de meting voltooid is wordt de kabel zo spoe dig mogelijk weer opgenomen; hij is daarna onmiddellijk bij een volgende overgang op nieuw te gebruiken. 6. De eerste metingen met de 1500 m-kabel vonden plaats in november 1957 in het Ha ringvliet. Ten behoeve van de Deltadienst werd een overgang gemeten van het strand bij Roekan je naar de bouwput voor de toe komstige spuisluizen in het Haringvliet. Na een landwaterpassing over de dijk van deze bouwput volgde een hydrostatische overgang naar de Plaat van Scheelhoek, welke met een normale waterpassing en een korte optische overgang (ca. 200 m) met het eiland Goe- ree-Overflakkee kon worden verbonden. De golfmeetpaal „C" werd op hydrostatische manier verbonden met de bouwput, terwijl een tweede golfmeetpaal, ,,B" genaamd, op deze wijze met het strand van Goedereede werd verbonden. Bij elk van deze overgan gen werd een waarnemingsprogramma van enkele uren uitgevoerd: in dit experimentele stadium werd nog geen 13-uur cyclus vol tooid. Door deze overgangen werd het ver band tussen Voorne-Putten en Goeree-Over- flakkee belangrijk verbeterd, terwijl tevens een bevestiging werd verkregen van de re sultaten uit de optische overgangen over het Volkerak én die via Tiengemeten (1951 en 1952). 31 Volumeverandering buisinhoud(I470m)t.g.v. drukverandering AVu I ling is vrij van lucht(2lokt 58) BBuis bevat 50.0cm3 lucht (9okt*58) Fig. 5. AmjD-9.55APcm

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1961 | | pagina 7